‘Rink van der Velde’ ~ Bylage by De Moanne

Elders duid ik Trinus Riemersma’s roman De reade bwarre aan als het boek dat me overtuigde dat het Fries als literaire taal iets kon betekenen. Alleen is dit een halve leugen.

Als het werk van Rink van der Velde [1932 – 2001] er niet was geweest, had ik misschien wel nooit een bek gezet op al dat Fries.

Daarbij speelt behoorlijk mee dat Van der Velde het leuk vond om met de taal te spelen. Zijn kroegverhalen lijken haast geschreven te zijn om mooie uitdrukkingen en half vergeten zegswijzen te kunnen demonstreren.

En ook het Nederlands in dorpskrant het Bokwerder Belang was niet zo opvallend afwijkend van de norm geweest, als hij daarbij niet alle eigenschappen van het Fries had gebruikt.

Voor de gemeente Smallingerland was 2010 het Rink van der Velde-jier. Waarom weet ik niet. Misschien omdat hij in 1960 als schrijver gedebuteerd is; opvallend genoeg dan ook nog met een Nederlandstalige roman; De kleine kolonie. Onderdeel van dit jaar was de opvoering van een openluchtspel, een symposium met lezingen, en de uitgave van dit gedenkschrift; dat als bijlage verscheen bij het culturele tijdschrift De Moanne.

De lezingen van dat symposium staan hier dan weer in afgedrukt; zoals dat gaat. En deze verhalen van André Bralts en Piter Boersma gaan over de grote rol die de oorlog speelt in het werk van Rink van der Velde.

Staat er onder meer nog een niet eerder gepubliceerd interview in met Van der Velde, een beschouwing over de schrijver in Frankrijk, waar zijn eerste boeken gesitueerd zijn, en stukken die een minder bekende kant van de man laten zien. Zo was zijn betrokkenheid bij de boekenmarkt in Drachten, en het colporteren met Friese boeken ooit groot.

Gaf dit alles nu aanleiding om naar een biografie te verlangen, zoals een wens is die iemand uitspreekt in dit geschrift? Nee, maar dat komt ook door mijn bezwaren tegen de biografie als genre. Het was in elk geval goed om eens serieuze beschouwingen te lezen over een auteur, die me bij leven vaak te makkelijk werd weggezet als stukjesschrijver, of, nog erger, verteller.

‘Rink van der Velde’
56 pagina’s
Bylage by De Moanne, nr 7, septimber 2010

Alde Maaie ~ Rink van der Velde

Tussen bestsellerauteur Rink van der Velde [1932 – 2001] en de kritiek heeft het nooit geboterd. Schoorvoetend wil er nog weleens iemand toegeven dat De fûke een aardige novelle was. Verder wil toch geen serieuze criticus gaan.

Ik heb dit nooit helemaal terecht gevonden. Zonder dat ik nu tot het leger hoorde dat blind elke nieuwe Van der Velde kocht. Hij heeft enkele boeken gemaakt die opmerkelijk goed in elkaar steken. En hij heeft ook enkele heel matige romans geschreven.

Vervelend is alleen dat van je buiten niet kunt zien een cadeautje te krijgen, of met een mislukking te worden afgescheept. De ingrediënten van beide boeken zijn nogal eens precies dezelfde.

Alde Maaie viel helaas in categorie snel maar weer vergeten. Al maakt het boek deel uit van de reeks aan policiers die Van der Velde schreef , met als hoofdpersoon de inmiddels gepensioneerde oud-politieman Homme Veldstra.

De roman telt twee delen. Het boek begint in de tegenwoordige tijd, en vervolgt dan in de recente geschiedenis, om de motieven aan te reiken voor dat ene noodlottige moment aan de start; waarvan Veldstra toevallig getuige was.

Punt is dat er veel te veel dialoog staat in dat eerste deel. En die dialoog vol staat met de clichés die zo bij het latere werk van Rink van der Velde horen. Senioren klagen daarin altijd op vergelijkbare wijze over de moderne tijd, en de jeugd van tegenwoordig.

Opvallend genoeg vond ik dat tweede gedeelte wel wat hebben, ondanks mijn afkeer van historische fictie. Van der Velde slaagde er daar toch goed in om iets van de onzekerheid over te brengen die heerste rond de meidagen van 1940, of de periode daarvoor, toen zo veel mannen onder de wapenen waren geroepen.

Helemaal geloofde ik uiteindelijk toch niet dat Linse Pronk zo slecht in dat leger gedijde dat hij deserteerde toen dat kon op 13 mei 1940. Hoe het ook aan hem gevreten mag hebben niet op de Oude mei, de 12e van die maand, naar de notaris te hebben gekund om die bakkerij over te nemen waar hij zulke dromen over had.

Van der Velde was een vaardig verteller, maar hij vertelde ook wel eens wat te veel. Zoals in dit boek, waarvan het verhaal met enig verzwijgen misschien wel indrukwekkend had kunnen uitpakken. Door de overmaat aan uitleg viel nu extra op dat het plot toch wel erg dun was.

Rink van der Velde, Alde Maaie
248 pagina’s
Friese Pers Boekerij, 2000

Bokwerd for ever ~ Rink van der Velde

Of hoe een volledig Nederlandstalig boek waarschijnlijk alleen voor mensen met enige kennis van het Fries te genieten zal zijn. Rink van der Velde schreef in jaren zeventig een tweewekelijkse kroniek in de Leeuwarder Courant over het denkbeeldige dorpje Bokwerd. Zogenaamd ging het daarbij om artikelen die rechtstreeks waren overgenomen uit het lokale weekblad het Bokwerder Belang. Steller daarvan was ene Wabbe Wisses Rzn. Deze poogde steevast om zich in deftige volzinnen uit te drukken, met als handicap dat hij daarbij ook nog eens zijn moedertaal Fries steeds letterlijk naar het Nederlands overzette.

Toendertijd waren de kronieken een commentaar op actuele politieke gebeurtenissen en de milde bespotting van duidelijk waarneembare maatschappelijke tendensen; de emancipatie, de intrede van het geitewollensokkengebroed in het onderwijs; het idee dat de verzorgingsstaat de mensen nu te veel verwent. Ik vreesde ook even een typisch jaren-zeventig-boek onder ogen te krijgen. Maar het viel me mee hoeveel van de behandelde thema’s tijdloos zijn. De kolderieke opsomming van de bestuurlijke functies die de lokale winkelman Doeke Vaartjes vervult, en al de beloningen daarvoor, zou zo weer in de krant geplaatst kunnen worden.

Dit boek gaat uiteindelijk misschien wel vooral over het eeuwige gevoel in het dorp achtergesteld te worden ten opzichte van de hoofdplaats — of is het toch het gevoel minderwaardig te zijn dat Friesland heeft tegenover de Randstad?

Voor mij zit de unieke waarde van Bokwerd for ever in de manier waarop een idiomatisch rijk maar soms nogal cliché-matig Fries gebruikt is om voor Nederlands te acteren. Ter illustratie, de eerste drie alinea’s uit de kroniek ‘Privé-club’.

Zoals uit ’n annonce in ons vorige nummer blijken deed, hebben wij hier in Bokwerd thans een z.g. privé club en wel in de boerderij waar voorheen Heine Grupstra op zat, welke in de sanering is gegaan en zoals wij allen weten heeft er eerst een commune in gezeten, maar dat is al redelijk gauw op de non gelopen en toen meer als een jaar leeg gestaan, maar thans is de plaats mooi opgeknapt en wij hadden al eens gedacht: wat zal dat? Want wij hadden bij de streek al enige geruchten gehoord.

En ja hoor, daar kwam twee weken geleden de man, welke wij daar al vaker hadden zien omstruinen, bij ons en wilde graag een advertentie in ons blad. Wij hadden dadelijk wel voor het verstand, dat dit spul luizen had en zeiden, dat wij dit toch eerst wel eens even in ons om wilden gaan laten en in overleg treden met Dorpsbelang, wat hij hem wel indenken kon. Dat wij hebben het eerst even met het dagelijks bestuur over gehad, hetgeen aanvankelijk verdeeld was.

Doeke Vaartjes was van bedenken, dat iedereen het zelf maar weten moet. De boerderij staat ’n aardig eind uit de mensen, dat geen één heeft er last van aldus Doeke Vaartjes. En er is helemaal geen nieuws onder de zon, want vroeger had men ook in de dorpen een huisje van houdaan, waar vrouwen toehielden met een winkeltje onder de schort, maar toen hield men dat stil en nu plaatst men een annonce in de nieuwsbladen. […]

Rink van der Velde, Bokwerd for ever
164 pagina’s
Uitgeverij Friese Pers Boekerij 2004, 1979 oorspronkelijk

Bokwerd totaal ~ Rink van der Velde

Veel indruk maakte de uitgave niet van Bokwerd totaal, in 2008. De uitgever leek met dit boek immers niet meer te doen dan met al die andere verzamelbundels vol verhalen van Rink van der Velde. Veeg maar een samenhangend boeltje bij elkaar. Doe er voor de gelegenheid een nieuw kaftje om. Adverteer er een paar weken mee, zodat het publiek zich de naam van de schrijver weer even herinnert. Klaar.

Het doel is namelijk allereerst dat er weer boeken van de auteur verkocht worden. Omdat er nog zo veel van die boeken in het fonds zitten, en die altijd zo’n aardige opbrengt hadden. Tot de schrijver stierf, en de automatische aandacht voor zijn werk wegebde, waardoor zo nu en dan de herinnering even geforceerd moet worden.

Ook ik wil Bokwerd totaal niet zonder meer tot mijn lievelingsboeken rekenen. Aan de bundel kleeft simpelweg het grote bezwaar dat alle verzamelde werken treft. Er staat te veel in. Het goede en voortreffelijke raakt dan wat uit het zicht door de drukke aanwezigheid van al het wat minder geslaagde.

Wonderlijk negatief is ook het voorwoord van de toenmalige Leeuwarder Courant-redacteur Pieter de Groot, die delen van de verzameling oudbakken noemt. Dit was dan omdat Van der Velde in zijn verhalen weleens verwees naar actuele politieke problemen van toen, die nu niet meer actueel zouden zijn. Dat is dan vooral omdat tegenwoordig andere politici de macht hebben.

Alsof er in Nederland ooit wat verandert door de politiek; alsof de namen van de boven ons gestelden doorgaans niet volstrekt inwisselbaar zijn. En, alsof de problemen van een kleine gemeenschap, die zich voelt achtergesteld, niet het eeuwige probleem blijft van alle plattelandsregio’s in Nederland.

Maar ondanks al deze makkelijk op te noemen bezwaren is Bokwerd totaal misschien wel het belangwekkendste Friese boek in mijn bezit. Zelfs al is het schijnbaar een Nederlandstalig boek.

Dit klinkt wellicht als een wat overspannen oordeel, over een doorsneebundel waarin op het eerste gezicht niet meer dan columns uit de jaren zeventig verzameld zijn. Columns dan ook nog, die aan een gimmick lijden. Rink van der Velde deed namelijk net of hij niet de schrijver was, maar de stukken zo had overgenomen uit een dorpsblad. Waarin de dorpschroniqueur Wabbe Wisses R.zoon vreselijk zijn best had gedaan zo goed mogelijk Nederlands te schrijven — al was dat duidelijk zijn moedertaal niet.

En toch zijn er geen teksten die mij meer hebben verduidelijkt over de eigenschappen van het Fries. Hoe anders de grammatica kan zijn. Welke wonderlijk kernachtige uitdrukkingen er in de taal bestaan, en wat er vrijwel standaard aan understatement in zit.

Precies dat maakte indruk op mij, als jongetje. Vooral ook omdat er toentertijd anderen waren die dezelfde grap ontdekten bij het kranten lezen. Dus praten we Nederlands met elkaar, dat heel raar klonk, maar toch klopte, omdat het Fries was. En zo begonnen we, geheel uit onszelf, met taal te experimenteren. Spelenderwijs.

Zelfs al was het hoofddoel misschien niet meer dan om iets te verzinnen waar de ander om lachen kon, dan nog heeft Rink van der Velde, met zijn stukjes uit het ‘Bokwerder Belang’ iets gezaaid dat geen schrijver hier verder zo gelukt is. Een inzicht rijpte over hoe taal werkt.

Ik heb Van der Velde eigenlijk nooit om zijn kwaliteiten als taalbevorderaar geprezen zien worden. En daar zijn misschien ook wel verklaringen voor. Of het nu het Fries is, of het Nederlands, de meesten van ons staan in een wat rare verhouding tot taal. We denken er gauw eens in schema’s over.

Als Nederlanders zeggen om taal te geven, dan is dat vrijwel altijd om taal waarvan zij menen dat die correct is; wat dan alle andere varianten fout maakt, of vervelend. Hele volksstammen zien woordenboeken niet als neutrale instanties, die vastleggen welke woorden en zinnen er algemeen in het gebruik zijn. Nee, voor hen is het woordenboek een absoluut soort autoriteit, van wiens wet niet mag worden afgeweken.

Ambrose Bierce noemde het woordenboek daarom terecht een kwaadaardig literair werktuig, om de groei van taal te stoppen, en die stijf en onelastisch te maken.

Taalkundigen, daarentegen, noemen niet gauw iets fout. Zij kijken dan ook hoe taal zich ontwikkelt, omdat talen zich altijd ontwikkelen, als het goed is. En wat de goegemeente nu als volkomen verkeerd in de oren klinkt, kan over twintig, dertig jaar best breed geaccepteerd taalgebruik geworden zijn.

Zelf moet ik altijd tussen deze beide polen schipperen. Taal is mijn gereedschap, maar het gebruik van dit werktuig levert enkel wat op als wat ik schrijf probleemloos door het publiek geaccepteerd wordt. Taal moet voor mij werken, maar net zo goed ben ik een bescheiden dienstknecht van de taal.

Als onderzoeker en ICT-journalist heb ik ook heel wat aan taal mee helpen uitvinden, de afgelopen kleine twintig jaar. Er was nu eenmaal een tijd dat ik nog niet over internet kon schrijven, zonder uit te leggen wat daarmee bedoeld werd. Ik kon een begrip als ‘downloaden’ pas gebruiken in een Nederlandse tekst, toen dat voor de meeste mensen een aanvaardbaar werkwoord was geworden; met verbuigingen en al daarbij; na misschien wel tien jaar wachten. Van de weeromstuit misschien schrijf ik nog altijd liever geen zinnen waarin dat ‘downloaden’ de persoonsvorm is.

En dan is over Van der Velde’s taalgebruik in Bokwerd totaal te zeggen dat hij juist een omgekeerde beweging aan de mijne maakte. Hem was het niet te doen om nieuwe woorden te vinden voor iets waar nog vrijwel niemand mee bekend was. Het is of hij telkens wilde laten zien wat er al was, maar vrijwel niemand meer zo gebruikte. Van der Velde speelde er mee om wat in Fries gauw oudbakken klinkt, zo het geen cliché is, toch een nieuwe bestemming te geven, door het letterlijk naar het Nederlands te vertalen.

Dit moet ook wel éen van de weinige voordelen van een minderheidstaal zijn. Dat een auteur heel opvallend de dominante taal van een land kan gebruiken om commentaar te geven op de rijkdom van die andere ook in dat land gebruikte tongval. Simpelweg door met de eigenschappen van beide talen te spelen.

De Afûk heeft dit overigens nu eindeljk ook begrepen. Eind april 2011 is een campagne gestart om Friezen trots te maken op hun tweetaligheid. Daartoe verscheen een boekje, met de titel Mijn vrouw is uitgenaaid! dat niet anders doet dan wat Van der Velde al in zijn ‘Bokwerder Belang’ toepaste. Friese zinnetjes worden letterlijk naar het Nederland vertaald, waardoor er Frisismen ontstaan, die een komisch effect hebben. Alleen zijn dat losse zinnetjes, die duidelijk mikken op snelle lach, waar Rink van der Velde juist zo makkelijk verhalen schreef, waarin dezelfde taalgrap met veel meer raffinement wordt toegepast.

Ik wil daarom oproepen om Van der Velde’s grote en aanstekelijke taalgevoel veel meer mee te laten wegen in de beoordeling van zijn schrijverschap. Want als het om hem gaat, worden zijn boeken wat mij betreft te vaak naar verkeerde maatstaven beoordeeld. Dan gaat het erover dat hij allereerst een verteller was, en dat is in Nederland altijd een wat vies begrip. Of dan kan alleen de novelle De fûke de toets van de kritiek doorstaan; omdat de rest geen literatuur zou zijn.

Maar critici hebben doorgaans een veel te nauwe blik. Die zien alleen wat zij geleerd hebben te moeten zien. Die beoordelen een boek ook nooit op zich, maar kijken allereerst naar de traditie.

Alleen moet er daarvoor wel een traditie zijn. Daarom weet ik domweg niet of standaardgereedschappen van de literatuurtheorie wel voor het Fries te gebruiken zijn. Daarvoor wijkt voor mij landschap van de minderheidstaal gauw te veel af van hoe rijkstalen functioneren.

Als het Fries ergens uniek in is, dan toch dat de spreektaal nog zo duidelijk terug gevonden kan worden in de geschreven teksten. Het taalgebied heeft nooit een prozacultuur gehad, of éen dominante auteur, wiens stijl anderen wel dwong tot éen manier van schrijven — al zullen er zeker schrijvers zijn geweest die elkaar beïnvloed hebben. Schrijvers in grote taalgebieden reageren nu net wel het eerst op wat er geschreven is in zo’n taal. En dan gaat het niet alleen om vorm of thematiek, dan is veel belangrijker nog wat er allemaal al klaar ligt aan zinnen en aan zinsconstructies.

Van der Velde is dan het voorbeeld van degene die de spreektaal zo goed mogelijk probeerde op te tekenen, en op andere plaatsen nuttig recyclede. En goed, dan ben ik de eerste om toe te geven dat hij hier niet altijd maat in hield. Zijn laatste boeken lijden weleens onder het gegeven dat hij graag bepaalde uitdrukkingen opnieuw gebruikte. Een zwangerschap is bij hem dan nooit een zwangerschap, maar een man heeft dan altijd zijn tuintje in de bloei bij zijn vrouw of minnares. Ook laat hij mij te vaak de mensen in zijn boeken het commentaar geven hoe rijk de Friese taal is.

Toch. Laatst las ik bij iemand dat de dichter Philip Larkin grote invloed heeft gehad op het ritme van het Britse proza; omdat hij zo veel bewonderaars had die ook schreven. Eén man zou daar het geluid gekleurd hebben van een hele op hem volgende generatie. En die uitspraak geloof ik dan ook nog, voor heel even, doordat ik de bewering graag wil geloven; want zou het niet mooi zijn als dichters werkelijk het taalgevoel van hun lezers zouden beïnvloeden?

Tegelijk vind ik het verdacht dat alleen de heel grote literatoren andere schrijvers kunnen beïnvloeden. Hoe iemand praat, of heeft leren praten, en dus hoe taal in zijn of haar omgeving wordt gebruikt, zal een veel directere invloed hebben op hoe deze schrijft, denk ik.

En zoals gezegd, mijn Fries, in welke vorm ook, is ooit sterk gekleurd door wat Van der Velde heeft geschreven. In het Nederlands.

* een Friestalige versie van deze tekst verscheen in Ensafh.nl 52 onder de titel:
Grutste foardiel fan it Frysk: der kin yn it Nederlânsk kommentaar op jûn wurde

Rink van der Velde, Bokwerd totaal
447 pagina’s
Friese Pers Boekerij, 2010
[bevat Bokwerd vooruit!, Bokwerd omhoog!, en Bokwerd for ever]

Feroaring fan lucht ~ Rink van der Velde

Feroaring fan lucht [Verandering van lucht] is het bestverkochte origineel Friestalige boek ooit. De achterflap van deze paperback rept van 34.000 exemplaren, wat omgerekend naar het Nederlandse taalgebied zoiets als een oplage van boven het miljoen zou zijn. Maar goed, flapteksten zwetsen wel meer, en deze trekt een mij onaangename parallel tussen de familie Flodder en het gezin van Durk en Foekje Lugtigheid en hun twaalf kinderen. De omslag is me sowieso een gruwel.

Deze uitgave brengt bovendien de originele versie niet, want ergens rond 1990 heeft de schrijver geprobeerd de inhoud wat begrijpelijker te maken voor mensen die normaal liever televisie kijken dan lezen. In de cursief gedrukte hoofdstukken is hij dan ook ineens nogal aanwezig; een postmodern te noemen schrijverstruc. Van der Velde is namelijk bang dat niemand meer begrijpen zal wat een buitenmens is en doet, omdat ze dan al bijna niet meer voorkomen.

Toch is Rink van der Velde nu juist een verteller, en gaat het verhaal in dit boek over éen van de meest ingrijpende veranderingen in de menselijke geschiedenis. De trek van het land, uit de natuur, naar de stad. Daarbij wordt duidelijk dat een veldman niet in de fabriek past omdat daar geen natuur te vinden is, en dat families die de vrijheid gewend zijn in het maatschappelijke keurslijf van een verstedelijkte omgeving gauw voor asociaal versleten kunnen worden.

Feroaring fan lucht speelt zich ergens af tussen het eind van de jaren vijftig en het midden van de jaren zestig. De sla was duur voor een kwartje, de Tweede Wereldoorlog lag nog in het levend geheugen, maar de verzorgingsstaat met al zijn betutteling had zich inmiddels ook al aangediend. Dat was mede de reden waarom de hoofdpersoon Durk Snoad [= snugger/eigenaardig] al gauw blijvende rugproblemen kreeg, en daarvan een uitkerinkje trok.

Ik merkte bij het lezen het boek meteen ook al verteltechnisch te beoordelen, wat zelden een goed teken is. Mijn idee daarbij is dat het verhaal wat traag op gang komt, en ook dat het gedeelte te lang duurt dat zich afspeelt in dat oude onverklaarbaar bewoonde rattenklooster aan die zandweg in het bos. Daarna geeft Van der Velde ook nog eens heel ergerlijk toe het moeilijk aannemelijk te kunnen maken waarom de familie dan toch naar een doorzonwoninkje in het nabijgelegen Drachten verhuist, en krijgt het verlangen terug naar de bouwval te willen eigenlijk weer te weinig aandacht.

Het is misschien ook wel dat ik liever lees wat iemand doet om zijn ongeluk te ontlopen [vanuit de stad telkens even terug de natuur in], dan dat het me interesseert hoe iemands vrijheid overschaduwd wordt door bedreigingen van buiten.

Niettemin, een vermakelijk boek bij tijd en wijle.

Rink van der Velde, Feroaring fan lucht
207 pagina’s
Uitgeverij De Friese Pers boekerij 2004, oorspronkelijk 1971

Fjildferhalen ~ Rink van der Velde

Meest opvallend in De fjildferhalen van Rink van der Velde vond ik een reeksje interviews helemaal achterin. Dat waren namelijk geen teksten uit eerdere boeken, zoals de rest van de inhoud wel. Dat waren gewoon wat vruchten van zijn dagelijks bestaan — Van der Velde werkte als dagbladjournalist — die ooit even in de krant hebben gestaan. En toen meteen vergeten werden. Tot het krantenarchief online kwam te staan.

Zou ik dus nu ook gewoon zelf kunnen kijken of Rink van der Velde nog meer van dergelijke interviews geschreven heeft. Dat moest haast wel.

Knap aan die interviews is onder meer dat het lopende verhalen zijn geworden. Levensverhalen. Van mensen die even terugkijken op hoe het ooit was, en wat er daarna allemaal veranderde.

En omdat ik als journalistje ooit met zekere regelmaat heel moeizaam mensen heb geïnterviewd, die niet of amper gewend waren om met enige abstractie over zichzelf te praten, woog ook die bewondering mee. Van der Velde had al die verhalen er toch maar even uitgekregen.

Tegelijk kleeft aan alle interviews dat ze gepubliceerd moesten worden binnen de beperkte ruimte van de krantenpagina. Wat de stukken soms ook iets benauwds geeft — te veel informatie moest dan in te weinig ruimte worden gepropt. Meer lucht had ze tot betere teksten gemaakt.

De fjildferhalen [Veldverhalen] is verder een wat merkwaardig postuum bloemlezinkje uit het werk van Rink van der Velde. Met materiaal dat enkel geselecteerd is op de eigenschap dat de natuur er een rol in speelde. Dus staan er humoristische columns in, een autobiografisch stuk of wat over wat de auteur allemaal waarnam om zijn arkje, en dus die interviews achterin.

Van die humoristische columns bestaat nog een andere bloemlezing. De kroechferhalen. Daaruit zijn met opzet de stukken weggelaten waarin mens en natuur de hoofdrol hadden, opdat die een eigen bundel konden krijgen. En ik weet niet of dat dan het materiaal niet ook vermoordt.

In een boek vol kroegpraat lijkt me enige afwisseling niet verkeerd in het type gesprekspartner die de auteur ontmoet. Daar werd dus door de uitgever aan gemorreld.

En omgekeerd lijken in De fjildferhalen alle mannen waar Van der Velde mee praat nogal op elkaar. Met hun enorme natuurkennis die al dateert van heel lang terug. Van toen de Grote Oorlog nog speelde. Met hun beschrijvingen van het mollenjagen, en wat een velletje van een dode mol opleverde ooit. Met hun stroperijen.

Ofwel, deze bloemlezing toonde mij dat Rink van der Velde zijn kennis over het veld waarschijnlijk slechts aan een gering tal mannen ontleende. En dat hij deze in zijn verhalen en columns dan waarschijnlijk even voor het gemak van een andere geschiedenis voorzag. Als was het maar om zo aan de juiste lengte te komen. Want dat gaf de anekdotes dan wel die noodzakelijke lucht.

Dus blijft nu na afloop van het lezen staan, de kroegverhalen van Rink van der Velde zijn me lief. Die kunnen rustig elke tien jaar op nieuw gelezen worden. Alleen dan wel uit een oorspronkelijk bundeltje, niet uit zo’n bijeengegraaid postuum omzetmakertje.

Rink van der Velde, De fjildferhalen
208 pagina’s
Friese Pers Boekerij, 2009

Gjin lintsje foar Homme Veldstra ~ Rink van der Velde

Rink van der Velde heeft vele boeken geschreven, en lang niet altijd heb ik die gelezen. Om éen reden is dat misschien jammer. Veel van zijn latere werk speelt zich in mijn woonomgeving af. Terwijl toch maar weinigen dat nu een erg inspirerende omgeving zouden vinden.

De roman Gjin lintsje foar Homme Veldstra is een policier, zoals Van der Velde er in de jaren negentig een heel rijtje uitbracht. Die hebben dan ook nog telkens de genoemde Veldstra als hoofdpersoon. In dit boek moet hij nog met pensioen gaan, en afscheid nemen van de politie in Drachten; in latere titels is hij rechercheur in ruste.

Ik hoop alleen dat de hierop volgende boeken wel beter geschreven zijn. Gjin lintsje foar Homme Veldstra verscheen oorspronkelijk als feuilleton, in de Leeuwarder Courant. En dat is er nog steeds aan af te lezen. Vrijwel heel het verhaal speelt zich af in de reële tijd. Gesprekken staan helemaal uitgeschreven, en duren dus bladzijden te lang, omdat Van der Velde weigerde om eens iets vlot samen te vatten.

Was de intrige ook nog te dun om het boek als roman te kunnen redden.

Homme Veldstra wordt op een zaterdag gebeld door een oude dienstmaat; waar hij nooit veel van hebben moest. Gaat hij toch op bezoek, zij het onverrichterzake, om daar in een huishouden terecht te komen dat bestierd wordt door een tamelijk gestoorde vrouw. Wordt er een dag of wat later iets verderop een lijk van een kerel gevonden. Heeft dat vreemde echtpaar ook nog een verkrachte kleindochter. En dus komen al deze zaken in de ontknoping samen.

Er kwamen ook al erg weinig mensen voor, in het verhaal.

[ wordt vervolgd ]

Rink van der Velde, Gjin lintsje foar Homme Veldstra
144 pagina’s
Friese Pers Boekerij, 1993

Guozzeroer ~ Rink van der Velde

De laatste roman van Rink van der Velde, die in omvang niet meer dan een novelle is, gaat onder meer over een ganzenroer. Dat is een onhandig groot geweer, waarmee in éen keer flink wat schroot weggeschoten kan worden.

Dus leek het boek me niet vreselijk interessant, vooraf. Van der Velde zou weer eens terugkijken in de tijd. Naar die Tweede Wereldoorlog, zoals steeds. En de hoofdpersoon zou als zo vaak een oude veldman zijn. Een jager, of een visser.

Bovendien lag al vast dat deze man een keer zou schieten, met dat onhandig grote geweer. En dat dit dan van grote betekenis zou zijn, in diens leven.

Deze bedenkingen vooraf bleken weliswaar allemaal terecht te zijn, toch had ik het verteltalent van Rink van der Velde onderschat. Op plaatsen zit It guozzenroer hecht in elkaar.

Vooral het slotstuk, in de oorlog, is beklemmend. Als de hoofdpersoon van het boek de arbeidsinzet ontvlucht is, en ruim een jaar met drie onderduikers in de natte schraalte van het natuurgebied De Deelen leeft. Claustrofobie volop daar, zelfs in de wetenschap dat het grote ganzenroer nog altijd niet is afgegaan in het boek, en dus het beslissende schot nog komen zal.

Daarvoor doet Van der Velde stevig zijn best om van de zo hoekige Bavius Bouma een sympathieke man te maken. Dan laat hij hem tijdens de oorlog in Frankrijk werken, bij de Normandische kust. Waar hij zich ontfermde over de Oekraïense dwangarbeidster Irina.

En ook dat is goed, want wat Van der Velde in de laatste boeken uit zijn schrijversloopbaan aan liefde stopte, verdiepte toch echt te zelden het verhaal.

Rink van der Velde, It guozzeroer
119 pagina’s
Friese Pers Boekerij

Hepke ~ Rink van der Velde

De vierde policier in de reeks met de gepensioneerde adjudant Homme Veldstra is een mislukt boek. In het een-na-laatste hoofdstuk richt de auteur zich zelfs ineens rechtstreeks tot de lezers, om uit te leggen het verhaal niet helemaal meer in de macht te hebben.

Toch vond ik Hepke een sympathieke roman.

Niet om de intrige. Die is zelfs wat onbegrijpelijk. Een boer stopt na de dood van zijn moeder met werken, rijk geworden door het melkquotum georven te hebben. Verhuist naar een miljonairsappartement in een kakdorp, en wordt daar op kwade dag voor dood in het brobbelbad aangetroffen.

Hepke werd van dichtbij neergeschoten.

En natuurlijk speelt dan een rol dat de daders gevonden moeten worden, en liefst ook gestraft. Alleen komen deze snoodaards nooit direct in het boek voor. Wat de misdaad, die toch aanleiding voor alles was, wat triviaal maakt. Het slachtoffer overleeft bovendien, en vindt zelfs het geluk.

Het was de sfeer kortom, die het boek redden moest. Het geklungel van de anti-held Veldstra. En vooral dat eindeloze gestaar van Rink van der Velde in het nabije verleden.

Voor het boek is daarvan wel wat nodig; om Hepke’s achtergrond te kunnen schetsen; en te verklaren waarom hij is zoals hij is. Maar Van der Velde overdrijft, en geeft en passant wat alternatieve geschiedenis van de zo kale polders onder Drachten; en wat daar zoal gebeurde in de jaren twintig en dertig.

Evenmin weet hij maat te houden als hij meent de geschiedenis van Hepke’s moeder te moeten beschrijven, die hoer was in Amsterdam. Maar eigenlijk waren dat de enige passages die ik werkelijk geheel overbodig vond.

[ was al eens vervolgd ]

Rink van der Velde, Hepke
248 pagina’s
Friese Pers Boekerij, 1999

Homme Veldstra, de serie ~ Rink van der Velde

Elk beroep komt met zijn eigen afwijking. Zo veranderde mijn oriëntatie nogal, toen ik een tijd rechtbankverslaggeving had gedaan. Sommige plekken kregen door dat werk een behoorlijke lading mee; de openbare ruimte was ineens geen anoniem decor meer. Op die ene straathoek was er ooit iemand neergestoken. In die flat had iemand brand gesticht in zijn eigen huis, om geld van de verzekering op te strijken. En in die straat, daar vlakbij, woonde een doodmagere drugshandelaar, die blij was in de gevangenis te zitten, want nu moest hij wel eten. Thuis was dat er altijd wat bij gebleven.

Natuurlijk is op zo’n plek nooit iets bijzonders te voelen, laat staan te zien. Hoogstens, als er iets heel ergs is gebeurd, wordt er een monumentje geplaatst, waar zich dan nog eens éen keer per jaar mensen bij verzamelen om iets te herdenken.

Maar, zelfs als zulke monumentjes duurzaam gemaakt worden, zoals met dat steentje voor Meindert Tjoelker op de Nieuwestad in Leeuwarden, trekken ze doorgaans geen enkele aandacht. We hebben nu eenmaal zelden de gelijke herinneringen als een ander. Zelfs al delen we massaal dezelfde ruimte, en dat in sommige steden nu al eeuwen lang. De plekken waar we wonen, krijgen doorgaans alleen een diepe betekenis als wij er onze eigen betekenis aan geven. En die kunnen anderen niet automatisch kennen.

Kunstenaars kan dit gegeven dan weer kwellen. Misschien is éen definitie van kunst ook wel dat een kunstwerk probeert duidelijk te maken wat we allemaal missen, omdat we niet kijken.

Voor mij was al die extra kennis eerder een last dan wat anders. Ik kon er niet zo veel mee. Al blijft verbazingwekkend hoeveel details er zijn blijven hangen. Ik zou zo nog stadswandelingen kunnen organiseren in Leeuwarden, of Groningen, met een kort programma over de kleine misdaad daar, medio jaren negentig. Met thee na, omdat vooral duidelijk zal zijn geworden hoeveel drank kapot maken kan.

Wel verbeeld ik me de symptomen van dezelfde beroepsziekte te herkennen bij anderen. Men kan te veel weten over een plaats, en altijd het gevoel houden dat er nog eens iets mee moet; en die emoties vervolgens niet helemaal kunnen beheersen. Vooral in de romans van Rink van der Velde [1932 – 2001] is goed te zien dat hij eigenlijk een journalist was, en tijdens al zijn jaren onderweg zo veel verhalen had opgedaan, dat er geen redenen meer waren om daar nog zuinig op te wezen.

Voor dit opstel wil ik me wel beperken tot een reeks romans die hij op het laatst van zijn carrière schreef. Want onder de laatste boeken die hij maakte, was nog éen serie, van vijf titels, over de gepensioneerde politie-adjudant Homme Veldstra. En, dat zijn wat merkwaardige policiers geworden.

Detectiveverhalen, of ‘spannende boeken’, hebben een groot tal eigenschappen gemeen. Dit maakt dat ze tot de genre-fictie gerekend worden. En voor een deel voldoet de Homme Veldstra-reeks ook gewoon aan die standaard. De hoofdpersoon is een buitenstaander; wat bij Veldstra niet eens alleen is om zijn pensionering uit de politiedienst. Hij, of zij, zien namelijk te goed dat sommige wetten wat willekeurig zijn; waardoor aan de handhaving van die regels iets futiels kan kleven; zo er geen sprake is van machtsmisbruik.

Waar Van der Velde’s reeks dan in afwijkt van het genre, is in de tekening van waar de verhalen spelen. Hoewel vier van de vijf boeken toch overduidelijk in en rond Drachten gesitueerd zijn, tijdens de jaren negentig van de twintigste eeuw; het moment dat de boeken geschreven werden.

Maar bij andere detectiveverhalen zou het daar bij blijven. Daarin gaat het nooit om dat decor, omdat dit enkel het toneel biedt voor de scènes van de misdaad, en die waar de misdaad vervolgens wordt opgelost.

Daarom ook geven spannende boeken later vaak een veel beter beeld van een tijd dan literaire romans uit dezelfde periode. De schrijver deed namelijk niet meer dan om aannemelijk te maken dat iets ergens gebeurd is, en gebruikte daarvoor eenvoudig wat er was — anders dan auteurs met meer pretenties zullen doen.

Opvallend aan Van der Velde’s laatste boeken is dan weer dat hij het decor vaak belangrijker schijnt te vinden dan het verhaal. Want, de moorden, of de pogingen daartoe, waar de Homme Veldstra-reeks om zou moeten draaien, lijken er uiteindelijk niet toe te doen. Het is dat de genre verhalen eist dat er een ontknoping volgt, maar Van der Velde pakt daar nooit flink mee uit; om niet te zeggen dat hij weleens raffelt.

Wel geeft deze auteur de hele tijd details die er voor het hoofdverhaal niet toe doen. Daarbij kan er zo maar een heel stuk geschiedenis passeren.

Toen Rink van der Velde stierf, moest ik toegeven al jaren geen boeken meer van hem te hebben gelezen. Dat was geen veroordeling van zijn werk. Een lezer is gauw op zoek naar iets nieuws, en kijkt daarbij niet meer naar wat al bekend lijkt. Bovendien speelt onbewust voor mij altijd de vraag mee: als ik de hele wereldliteratuur nog lezen moet, waarom zou ik dan eerst een Fries boek pakken?

De Homme Veldstra-reeks las ik daarom pas kort geleden. Waarbij ik nog een valse start maakte ook, door met het slotdeel te beginnen. Dat boek, getiteld Alde maaie, verscheen in het jaar 2000. Het valt ook wat buiten het bestek van wat ik beschrijven wil, omdat Van der Velde zijn decors zocht op plaatsen die al een algemene betekenis hebben — op de Grebbeberg, en bij de kazematten van Kornwerderzand.

Wat me aan de andere vier boeken ging intrigeren, was nu net dat ze zich in en rond Drachten afspelen. Alleen al omdat die keuze enkel op papier werken kan. Een verfilming, of een TV-serie, zou nooit wat worden door een gebrek aan fraaie decors.

En misschien is het wat onnozel, maar als de schrijver zijn Homme Veldstra dan in de bibliotheek neerzet, om hem daar kranten te laten lezen, met andere pensionado’s, dan kan ik uittekenen waar de oud-politieman zitten zou. En juist daardoor wordt het interessant wat Van der Velde te melden heeft over plekken die ik allemaal weleens gepasseerd ben, maar juist niets van weet. Heeft de reeks nog het voordeel ook om telkens een andere hoek van de gemeente te beschrijven.

In de eerste roman, Gjin lintsje for Homme Veldstra uit 1993, begint Van der Velde linksboven op de gemeentekaart, in het plaatsje De Tike. Bovendien wordt in het boek een lijk gevonden bij de Leijen; het grote meer daar in de buurt.

Heel veel local history heeft dat boek alleen nog niet te bieden. Ik vond het ook niet erg goed. Van der Velde schreef de tekst als feuilleton voor de krant, heel ouderwets, en dat valt er te goed aan af te lezen. Te veel dialoog draagt nergens aan bij, behalve om de pagina lekker te vullen.

Wel debuteert in Gjin lintsje foar Homme Veldstra een wat merkwaardig stel. Een van de personages, een dienstmaat van Veldstra, blijkt een zijige vent te zijn. Een homoseksueel, die getrouwd is met een zeer dominante vrouw. En dit kan, op zich, best. Voor een keer. Ware het niet dat in Alde maaie opnieuw zo’n echtpaar voorkomt. Net als in de vierde roman uit de serie, Hepke; al hebben die twee daarin nu eens niet in de hoofdrol.

Schrijvers hebben dit wel vaker, dat ze zo tevreden zijn over éen oplossing voor de verhalen die ze vertellen, dat die telkens hergebruikt wordt. Daarmee kan zo’n constructie wat snel tot cliché worden. En Van der Velde was, helaas, een auteur die op het laatst zo een hele reeks standaardelementen had klaarliggen voor zijn boeken.

Terwijl hij zo veel beter kon.


Van de vijf Homme Veldstra-boeken springen er voor mij twee uit. Rjochtdei op de Skieding uit 1993, en Smoarge grûn uit 1998. Beide keren is dit om het evenwicht dat Van der Velde bereikte tussen zijn kennis, en fascinatie, over het verleden, en een probleem wat op dat moment speelde.

In Rjochtdei op de Skieding speelt onder meer de geschiedenis een rol van de Duitse luchtafweerstelling bij Trimunt; waarvan de resten nog altijd te zien zijn voor wie over de snelweg naar Groningen rijdt. Dat is typisch zo’n plek waar ik blij ben dat een ander me iets over verteld. Zelf gaan zoeken is al gauw te veel moeite, als het waargenomen raadsel niet te zeer plaagt.

Met Smoarge grûn schreef Van der Velde ineens een milieuthriller, die heel aardig werkt doordat hij veel suggereert. Daar zitten dan twee geschiedenissen ineen in verweven. Die van de afvalverwerking toen en nu, en die van Drachten-zuid, waar de vuilstort was.

Bovendien is Homme Veldstra inmiddels geen politie-adjudant meer, en kan hij op zijn speurtocht niet meer als vanzelfsprekend antwoorden op zijn vragen afdwingen. Dus moet hij vertrouwen wekken. En dat gebeurt dan vaak door iets uit een gezamenlijk verleden op te rakelen.

Van der Velde schrijft vooral op zulke momenten spontane miniromans, in enkele zinnen. Wat het dan weer verbazingwekkend maakt dat hij soms zo weinig gewicht lijkt toe te kennen aan de eigenlijke intrige van zijn boeken.

Bont maakte hij het helemaal in Hepke, uit 1999. In die policier komen de misdadigers al niets eens meer in het verhaal voor; op het allerlaatst van het boek na dan, alleen is er dan geen sprekende rol meer voor ze weggelegd. Suspense is in dat boek geen tel te vinden.

Daarentegen weet ik door deze roman meer dan ooit over de zo kale polders onder Drachten. Dat een tal statige boerderijen daar de namen dragen van toenmalige ministers, en nog zo wel meer.

En door zulke bijzaken, zonder twijfel voortkomend uit dat teveel aan verhalen, raakte ik toch gefascineerd door een serie boeken die lang niet tot zijn beste horen — hoogstens Smoarge grûn mag meedingen naar die eer.

Een schrijftip aan beginnende auteurs luidt, met reden, om te vertellen waar ze iets vanaf weten. En Rink van der Velde deed niet anders. Bij deze auteur spelen zich zo veel boeken in zijn woonomgeving af, dat hem wel verweten is te veel verteller te zijn en te weinig researcher. Maar voor mij schijnt de hele tijd in zijn laatste boeken door dat hij te veel materiaal had, en het vooral aan een strenge lijn ontbrak daarin.

Schrijven, zelfs al is het maar van een brief, is altijd vormgeven aan een teveel. Al wordt de vraag dan ook hoe dwingend zo’n vorm zijn mag. Want, als ik eindredacteur was geweest van de Homme Veldstra-reeks dan was alle franje uit die boeken gehaald. Terwijl eigenlijk alleen alle overbodigheden die boeken nu nog interessant maakten, voor mij.

Een vreemde paradox.

* een Friestalige versie van deze tekst verscheen in het tijdschrift Ensafh, nû. 4 van 2011.

** tot de Homme Veldstra-serie horen de volgende vijf boeken. Een muisclick op de titel leidt naar een apart boeklogje over die roman.

Rink van der Velde, Gjin lintsje foar Homme Veldstra
144 pagina’s
Friese Pers Boekerij, 1993
Rink van der Velde, Rjochtdei op de Skieding
192 pagina’s
Fryske Pers Boekerij, 1993
Rink van der Velde, Smoarge grûn
176 pagina’s
Friese Pers Boekerij 2007, oorspronkelijk 1998
Rink van der Velde, Hepke
248 pagina’s
Friese Pers Boekerij, 1999
Rink van der Velde, Alde Maaie
248 pagina’s
Friese Pers Boekerij, 2000

Minsken is raar guod ~ Rink van der Velde

Simon Carmiggelt schijnt niet meer gelezen te worden omdat het Amsterdam dat hij beschreef er niet meer is. Ik vraag me af of iets vergelijkbaars voor Rink van der Velde geldt. Laatst viel me op dat dit boek toch weer verkrijgbaar is in een goedkope herdruk. Maar zal dat nieuwe lezers trekken?

Van der Velde was de man die Friesland leerde lezen. Daar moet niet te gering over worden gedacht, ook al werden zijn boeken pas bestsellers in de laatste dertig jaar van de 20e eeuw. Het Fries is een spreektaal. Ondanks alle gedoe over de taal als schoolvak, zijn er altijd weinig mensen geweest die uit zichzelf Fries lezen. Laat staan dat ze het schrijven.

Maar goed, ik merkte dat dit boekje troostlectuur voor me is. Wat er in staat is door het vele keren herlezen wel bekend. Het gaat me alleen om de toon, en de taal waarop de anecdotes gebracht worden. Ik zoek het vertrouwde op, om daarin toch weer verrast te worden.

De vergelijking met Carmiggelt dringt zich wat dat betreft als vanzelfsprekend op, al was die belezener en heeft Van der Velde meer naturel.

Alleen bestaat zijn ook zijn wereld van veldmensen niet meer, en zijn de nieuwerwetsigheden waar hij zich via zijn personages over verbaasde nog raarder geworden.

Doet er niet toe. Voor mij dan.

Rink van der Velde, Minsken is raar guod
133 pagina’s
Friese Pers Boekerij © 1992


Ofrekken ~ Rink van der Velde

Directe aanleiding om dit boek te lezen was de publicatie, bij dezelfde uitgever, van een boek dat ook De ôfrekken [De afrekening] heet. Ik keek of er enig verband tussen beide was, maar dat bleek er niet te bestaan. En dat maakt de titelkeuze van ene Willem Schoorstra eigenaardig. Rink van der Velde was altijd de verreweg bestverkochte Friese schrijver. Het is niet alsof niemand dit boek kon kennen.

Ik moet deze roman eerder hebben gelezen, misschien zelfs wel vijfentwintig jaar terug. Dat me er niets van bijstaat, mag niet heel verbazingwekkend heten. Een boek voor een tiener is dit zeker niet. Ik hield van de humor in Van der Velde’s korte krantencolumns. Ik hield van de humor in romans als Feroaring fan lucht of Pake Sytse. Maar met een trage policier, over een wachtmeester die net een open hartoperatie heeft ondergaan, zal ik toen zeker moeite hebben gehad.

Nu is dat anders. Nu bevalt dit boek mij zeer. Zelfs al gaat de belangrijkste plot dan grotendeels over wat er ooit in die oorlog gebeurde. Als dit boek in éen ding uitblinkt, dan wel om een heel genuanceerd beeld neer te zetten van goed en fout.

Toch ben ik heel blij dat die oorlog vooral op de achtergrond speelt. Dat weliswaar ontdekt moet worden wat er toen allemaal voorviel, in die dagen rond de bevrijding, maar dat het heden in dit boek minstens zo belangrijk is.

Van der Velde vertelt nogal moeiteloos zeker vier verhalen door elkaar in dit boek. Waarvan er uiteindelijk maar éen wat voorspelbaar is: dat van plysje Halbe Havinga’s grote voorliefde voor het buitenleven. Omdat Rink van der Velde al zijn boeken bevolkte met zulke natuurmensen. Het zou eerder opvallen als die ontbraken. Hij was zelf zo.

En goed, als ik heel kritisch moet zijn, dan wordt me te veel gepraat in dit boek. Maar uiteindelijk doet dit er weinig toe. Het is rijk.

Alleen al in de tekening van de in zijn korps teleurgestelde politieman kan Van der Velde zich met vele buitenlandse groten meten. Maar dan is er nog die extra laag, met de genuanceerde beoordeling van dat heilige verleden. Ik moet echt nog zien of ik dit jaar een boek lees van een Nederlands auteur dat me meer verrast in positieve zin.

meer Rink van der Velde op boeklog

Rink van der Velde, De ôfrekken
207 pagina’s
Friese pers boekerij, 1982


Pake Sytse ~ Rink van der Velde

Vroeg ik me ineens af wanneer Catweazle in Nederland werd uitgezonden op televisie. Omdat Rink van der Velde zich in de roman Pake Sytse van een zelfde truc bediende als waarop die kinderserie was gebaseerd.

Man uit vroegere tijd ziet zich plots in een veranderd en nogal druk heden geplaatst. Dat gegeven alleen al biedt tal van kansen om commentaar te leveren op de zeden in de moderne tijd.

Dit is tegenwoordig dan ook een met regelmaat gebruikte trope in de populaire cultuur.

Pake Sytse speelt rond 1975. In de roman komt een man terug in Friesland die daaruit begin jaren dertig was vertrokken. Dat de Afsluitdijk er lag, was nog nieuws voor hem.

Indertijd liet hij alleen wel een gezin in de steek. Een familie met vier kinderen; waarvan de oudste toen net zes of zeven was. En die allang volwassen geworden kinderen zijn er nogal mee aan hun weggeraakte vader plots weer terug te hebben. Als oude man. Dus neigen ze er nogal toe om hem deelgenoot te maken van alle nieuwe welvaart, en hem prompt in een bejaardentehuis weg te stoppen.

Pake Sytse [Grootvader Sytse] wil alleen helemaal niets weten van welke bemoeienis ook. Die zoekt rust. En rust is op dat moment enkel nog te vinden in een natuurgebied, waar hij illegaal een arkje betrekt. Eerst zaten daar schapen in. Hun stront kleeft nog in alle kieren en gaten.

Voor mij woog bij het lezen nu nogal mee hoe slim ik Rink van der Velde in deze roman vele persoonlijke obsessies zag verwerken. Sterker nog, dat hij in deze roman nogal wat clichés bedacht waarop in het latere werk slechts gevarieerd zou worden.

Zo waren de Deelen waar het boek speelt — een regio in het lege midden van Friesland, ten noordwesten van Heerenveen — zijn favoriete gebied. Veel meer dan wat petgaten en een enorme weidsheid daaromheen is daar voor de oppervlakkig kijkende bezoeker van tegenwoordig niet te zien. Maar Van der Velde had ook weet van wat daar zoal leefde, omdat hij er viste en jaagde.

En vooral, hij wist ook wat daar voor de oorlog, in de jaren twintig en dertig aan natuur was. Voordat de boeren drogere landerijen eisten; toen het grondwaterpeil nog veel hoger stond.

Intelligent is ook dat hij vooral de kleinzoons van pake Sytse intens contact laat hebben met deze man en diens grote kennis over de natuur waarin hij leefde. Want, de tijden waren aan het veranderen in de jaren zeventig. Vooruitgang is mooi. Alleen, dat vooruitgang ook met schadelijke neveneffecten komt, zoals vervuiling, en verspilling, drong eerder door bij de jongere generaties, die nog geen verworvenheden te verdedigen hadden, dan bij de oude.

Was het zelfs niet eens ongeloofwaardig dat iemand ruim dertig jaar ergens ver weg op het stille platteland kan doorbrengen zonder daar iets mee te krijgen van de moderne tijd.

Pake Sytse was éen van de eerste Friestalige boeken die ik ooit las. En terughalen wat daarbij precies mijn gedachten als jongetje waren, lukt niet meer; zonder daarover te gaan liegen. Alleen moet dat gedoe rond die oude man me wel geboeid hebben indertijd. Dat ik er toen van genoten heb, is me namelijk wel bijgebleven.

De roman las ook nu heel vlot door — Van der Velde wist me nog altijd nieuwsgierig te maken naar hoe het met die oude man verder zou gaan. Zelfs al verwees hij al opvallend vroeg naar diens jachtgeweer, met een opmerking dat dit betekenis zou krijgen.

Hoogstens valt over Pake Sytse te melden — zoals over nogal wat meer Friese boeken trouwens — hoe jammer het is dat de schrijver zo snel tevreden lijkt te zijn geweest met het resultaat. Te blij was dat er alweer wat lag. Iets meer zelfkritiek had een strakker boek kunnen opleveren. Wat meer ambitie van de auteur, en deze roman had een tijdloze en amusant blijvende aanklacht tegen de onverschilligheid in een welvarende samenleving kunnen zijn geworden; een leesbare variant op Zen and the Art of Motorcycle Maintenance dat in dezelfde periode verscheen.

Maar goed, Rink van der Velde zei ook altijd zijn boeken in een paar weken te hebben geschreven. Tijdens de vakanties van zijn normale werk.

Rink van der Velde, Pake Sytse
215 pagina’s
Friese Pers, 1975

Rjochtdei op de Skieding ~ Rink van der Velde

Dezelfde aanpak, eenzelfde hoofdpersoon, en toch is deze policier aanmerkelijk beter geslaagd dan de voorganger. Al valt aan Rjochtdei op de Skieding af te lezen dat Rink van der Velde ook deze tekst als feuilleton voor de krant schreef.

Dialogen vallen weleens te lang uit. Personages blijven weleens wat te lang in beeld rondhannesen. Bekende gegevens worden weleens herhaald.

Alleen, ditmaal konden mij die overtolligheden vrij weinig schelen. Misschien omdat het boek wel slim in elkaar zat. Misschien omdat het boek begint in de bibliotheek van Drachten, die ik ken, waar drie mannen op leeftijd zich er onder meer over verwonderen dat er tegenwoordig bier in de bieb te koop is. En ik vind dat net als hen niet het enige dat merkwaardig is aan die bibliotheek.

Hoofdpersoon van deze policier is opnieuw Homme Veldstra, inmiddels politieman in ruste, die door een oud-collega om hulp wordt gevraagd bij een moordzaak. Boven Drachten, vlakbij de grens met de provincie Groningen, is het lijk van een bejaarde Duitser gevonden, met drie kogelgaten in de borst.

Die man was ooit gelegerd in Trimunt, waar ooit in het midden van niets een Duitse radarpost stond; die na de oorlog intrigerende ruïnes opleverde langs de snelweg naar Stad.

Maar, dat gegeven duikt pas laat op in het boek. Net als het historische feit dat er in 1943 willekeurig zestien Nederlanders zijn opgepakt, om daar ter vergelding standrechterlijk geëxecuteerd te worden. En dat die moord een kleine veertig jaar later weleens een vergelding kon zijn geweest voor toen.

Voordien is dit een boek met een rondscharrelende oud-politieman in de hoofdrol, die overal met alles en iedereen moet praten. En goed, dan heeft dit boek als extra attractie dat ik tot in detail alle locaties ken waar het zich afspeelt; op de huizen van de personages na dan.

Voor een detectiveverhaal valt wel op dat die moord een bijzaak lijkt, voor Van der Velde.

[ wordt vervolgd ]

Rink van der Velde, Rjochtdei op de Skieding
192 pagina’s
Fryske Pers Boekerij, 1993

Smoarge grûn ~ Rink van der Velde

Bij de volgende roman die ik las over politieman-in-ruste Homme Veldstra lag veel van tevoren al vast.

Bekend was me dat er veel dialoog in het boek zou staan, die lang niet altijd de spanning in het boek ten goede zou komen. Veldstra zou ook uitgebreid de tijd krijgen om herinneringen op te halen aan zaken uit z’n begintijd bij de politie.

Zowiezo zou het boek gedrenkt zijn in een zekere melancholie naar een eenvoudiger verleden, en in verwondering voor wat er op het moment allemaal gebeurt.

Vrijwel zeker was ook dat ik extra genoegen aan de policier zou beleven, omdat die zich in mijn woongemeente afspeelt; op voor mij bekende plaatsen.

Voornaamste punt bij deze boeken is alleen de vraag of het Van der Velde lukte maat te houden, en daarbij een intrigerend verhaal te schrijven. En Smoarge grûn vond ik al snel de beste roman uit de serie.

Daarbij speelt misschien een klein autobiografisch punt mee. Indertijd, toen ik nog journalistiek studeerde, was daar een stageperiode aan verbonden bij een Fries dagblad. En juist in die tijd kwam de gemeente een groot plan, om huizen te bouwen. Die perspresentatie vond plaats in de nieuwsluwe periode tussen Kerst en Nieuwjaar, zodat duidelijk was dat ze daar flink media-aandacht mee wilden scoren. Tegelijk kwam slechts ik, de stagiaire, opdagen namens mijn tijdelijke werkgever.

Dus moest ik ineens schrijven over een gemeente die woningen wilde bouwen op een voormalig vuilstortplaats. Die dus eerst nog gesaneerd diende te worden; voor tientallen miljoenen guldens gemeenschapsgeld.

Smoarge grûn gaat voor een deel over dat stort; en over wat daar allemaal gedumpt werd. Want, wie een ander van diens smerigheid afhelpt, kan daar als bedrijf of persoon heel goed aan verdienen. Helemaal door daarbij geen al te kritische vragen te stellen. Of door daarbij de milieuregels maar wat te negeren.

Dus als zo’n dwinger door meerdere generaties geëxploiteerd wordt, kan daar al gauw een onderling conflict tussen ontstaan, tussen ouderwetse ideeën en nieuwerwetse moraal.

De eigenlijke hoofdpersoon van deze roman is Klaas Vogelzang, bijgenaamd Klaas Keutel; omdat hij zijn werkzame leven begon als tonnetjesman, en mestleverancier. Alleen komt hij niet sprekend voor in het boek, omdat hij vermoord wordt.

En goed, dan wordt een vraag wie dat gedaan heeft. Al is die vraag in de boeken met Homme Veldstra zelden de hoofdzaak.

Meest opvallend aan dit boek was nog wel dat de reguliere politie er helemaal geen rol meer in speelt.

[ wordt vervolgd ]

Rink van der Velde, Smoarge grûn
176 pagina’s
Friese Pers Boekerij 2007, oorspronkelijk 1998