Bokwerd totaal ~ Rink van der Velde

► door: A.IJ. van den Berg

Veel indruk maakte de uitgave niet van Bokwerd totaal, in 2008. De uitgever leek met dit boek immers niet meer te doen dan met al die andere verzamelbundels vol verhalen van Rink van der Velde. Veeg maar een samenhangend boeltje bij elkaar. Doe er voor de gelegenheid een nieuw kaftje om. Adverteer er een paar weken mee, zodat het publiek zich de naam van de schrijver weer even herinnert. Klaar.

Het doel is namelijk allereerst dat er weer boeken van de auteur verkocht worden. Omdat er nog zo veel van die boeken in het fonds zitten, en die altijd zo’n aardige opbrengt hadden. Tot de schrijver stierf, en de automatische aandacht voor zijn werk wegebde, waardoor zo nu en dan de herinnering even geforceerd moet worden.

Ook ik wil Bokwerd totaal niet zonder meer tot mijn lievelingsboeken rekenen. Aan de bundel kleeft simpelweg het grote bezwaar dat alle verzamelde werken treft. Er staat te veel in. Het goede en voortreffelijke raakt dan wat uit het zicht door de drukke aanwezigheid van al het wat minder geslaagde.

Wonderlijk negatief is ook het voorwoord van de toenmalige Leeuwarder Courant-redacteur Pieter de Groot, die delen van de verzameling oudbakken noemt. Dit was dan omdat Van der Velde in zijn verhalen weleens verwees naar actuele politieke problemen van toen, die nu niet meer actueel zouden zijn. Dat is dan vooral omdat tegenwoordig andere politici de macht hebben.

Alsof er in Nederland ooit wat verandert door de politiek; alsof de namen van de boven ons gestelden doorgaans niet volstrekt inwisselbaar zijn. En, alsof de problemen van een kleine gemeenschap, die zich voelt achtergesteld, niet het eeuwige probleem blijft van alle plattelandsregio’s in Nederland.

Maar ondanks al deze makkelijk op te noemen bezwaren is Bokwerd totaal misschien wel het belangwekkendste Friese boek in mijn bezit. Zelfs al is het schijnbaar een Nederlandstalig boek.

Dit klinkt wellicht als een wat overspannen oordeel, over een doorsneebundel waarin op het eerste gezicht niet meer dan columns uit de jaren zeventig verzameld zijn. Columns dan ook nog, die aan een gimmick lijden. Rink van der Velde deed namelijk net of hij niet de schrijver was, maar de stukken zo had overgenomen uit een dorpsblad. Waarin de dorpschroniqueur Wabbe Wisses R.zoon vreselijk zijn best had gedaan zo goed mogelijk Nederlands te schrijven — al was dat duidelijk zijn moedertaal niet.

En toch zijn er geen teksten die mij meer hebben verduidelijkt over de eigenschappen van het Fries. Hoe anders de grammatica kan zijn. Welke wonderlijk kernachtige uitdrukkingen er in de taal bestaan, en wat er vrijwel standaard aan understatement in zit.

Precies dat maakte indruk op mij, als jongetje. Vooral ook omdat er toentertijd anderen waren die dezelfde grap ontdekten bij het kranten lezen. Dus praten we Nederlands met elkaar, dat heel raar klonk, maar toch klopte, omdat het Fries was. En zo begonnen we, geheel uit onszelf, met taal te experimenteren. Spelenderwijs.

Zelfs al was het hoofddoel misschien niet meer dan om iets te verzinnen waar de ander om lachen kon, dan nog heeft Rink van der Velde, met zijn stukjes uit het ‘Bokwerder Belang’ iets gezaaid dat geen schrijver hier verder zo gelukt is. Een inzicht rijpte over hoe taal werkt.

Ik heb Van der Velde eigenlijk nooit om zijn kwaliteiten als taalbevorderaar geprezen zien worden. En daar zijn misschien ook wel verklaringen voor. Of het nu het Fries is, of het Nederlands, de meesten van ons staan in een wat rare verhouding tot taal. We denken er gauw eens in schema’s over.

Als Nederlanders zeggen om taal te geven, dan is dat vrijwel altijd om taal waarvan zij menen dat die correct is; wat dan alle andere varianten fout maakt, of vervelend. Hele volksstammen zien woordenboeken niet als neutrale instanties, die vastleggen welke woorden en zinnen er algemeen in het gebruik zijn. Nee, voor hen is het woordenboek een absoluut soort autoriteit, van wiens wet niet mag worden afgeweken.

Ambrose Bierce noemde het woordenboek daarom terecht een kwaadaardig literair werktuig, om de groei van taal te stoppen, en die stijf en onelastisch te maken.

Taalkundigen, daarentegen, noemen niet gauw iets fout. Zij kijken dan ook hoe taal zich ontwikkelt, omdat talen zich altijd ontwikkelen, als het goed is. En wat de goegemeente nu als volkomen verkeerd in de oren klinkt, kan over twintig, dertig jaar best breed geaccepteerd taalgebruik geworden zijn.

Zelf moet ik altijd tussen deze beide polen schipperen. Taal is mijn gereedschap, maar het gebruik van dit werktuig levert enkel wat op als wat ik schrijf probleemloos door het publiek geaccepteerd wordt. Taal moet voor mij werken, maar net zo goed ben ik een bescheiden dienstknecht van de taal.

Als onderzoeker en ICT-journalist heb ik ook heel wat aan taal mee helpen uitvinden, de afgelopen kleine twintig jaar. Er was nu eenmaal een tijd dat ik nog niet over internet kon schrijven, zonder uit te leggen wat daarmee bedoeld werd. Ik kon een begrip als ‘downloaden’ pas gebruiken in een Nederlandse tekst, toen dat voor de meeste mensen een aanvaardbaar werkwoord was geworden; met verbuigingen en al daarbij; na misschien wel tien jaar wachten. Van de weeromstuit misschien schrijf ik nog altijd liever geen zinnen waarin dat ‘downloaden’ de persoonsvorm is.

En dan is over Van der Velde’s taalgebruik in Bokwerd totaal te zeggen dat hij juist een omgekeerde beweging aan de mijne maakte. Hem was het niet te doen om nieuwe woorden te vinden voor iets waar nog vrijwel niemand mee bekend was. Het is of hij telkens wilde laten zien wat er al was, maar vrijwel niemand meer zo gebruikte. Van der Velde speelde er mee om wat in Fries gauw oudbakken klinkt, zo het geen cliché is, toch een nieuwe bestemming te geven, door het letterlijk naar het Nederlands te vertalen.

Dit moet ook wel éen van de weinige voordelen van een minderheidstaal zijn. Dat een auteur heel opvallend de dominante taal van een land kan gebruiken om commentaar te geven op de rijkdom van die andere ook in dat land gebruikte tongval. Simpelweg door met de eigenschappen van beide talen te spelen.

De Afûk heeft dit overigens nu eindeljk ook begrepen. Eind april 2011 is een campagne gestart om Friezen trots te maken op hun tweetaligheid. Daartoe verscheen een boekje, met de titel Mijn vrouw is uitgenaaid! dat niet anders doet dan wat Van der Velde al in zijn ‘Bokwerder Belang’ toepaste. Friese zinnetjes worden letterlijk naar het Nederland vertaald, waardoor er Frisismen ontstaan, die een komisch effect hebben. Alleen zijn dat losse zinnetjes, die duidelijk mikken op snelle lach, waar Rink van der Velde juist zo makkelijk verhalen schreef, waarin dezelfde taalgrap met veel meer raffinement wordt toegepast.

Ik wil daarom oproepen om Van der Velde’s grote en aanstekelijke taalgevoel veel meer mee te laten wegen in de beoordeling van zijn schrijverschap. Want als het om hem gaat, worden zijn boeken wat mij betreft te vaak naar verkeerde maatstaven beoordeeld. Dan gaat het erover dat hij allereerst een verteller was, en dat is in Nederland altijd een wat vies begrip. Of dan kan alleen de novelle De fûke de toets van de kritiek doorstaan; omdat de rest geen literatuur zou zijn.

Maar critici hebben doorgaans een veel te nauwe blik. Die zien alleen wat zij geleerd hebben te moeten zien. Die beoordelen een boek ook nooit op zich, maar kijken allereerst naar de traditie.

Alleen moet er daarvoor wel een traditie zijn. Daarom weet ik domweg niet of standaardgereedschappen van de literatuurtheorie wel voor het Fries te gebruiken zijn. Daarvoor wijkt voor mij landschap van de minderheidstaal gauw te veel af van hoe rijkstalen functioneren.

Als het Fries ergens uniek in is, dan toch dat de spreektaal nog zo duidelijk terug gevonden kan worden in de geschreven teksten. Het taalgebied heeft nooit een prozacultuur gehad, of éen dominante auteur, wiens stijl anderen wel dwong tot éen manier van schrijven — al zullen er zeker schrijvers zijn geweest die elkaar beïnvloed hebben. Schrijvers in grote taalgebieden reageren nu net wel het eerst op wat er geschreven is in zo’n taal. En dan gaat het niet alleen om vorm of thematiek, dan is veel belangrijker nog wat er allemaal al klaar ligt aan zinnen en aan zinsconstructies.

Van der Velde is dan het voorbeeld van degene die de spreektaal zo goed mogelijk probeerde op te tekenen, en op andere plaatsen nuttig recyclede. En goed, dan ben ik de eerste om toe te geven dat hij hier niet altijd maat in hield. Zijn laatste boeken lijden weleens onder het gegeven dat hij graag bepaalde uitdrukkingen opnieuw gebruikte. Een zwangerschap is bij hem dan nooit een zwangerschap, maar een man heeft dan altijd zijn tuintje in de bloei bij zijn vrouw of minnares. Ook laat hij mij te vaak de mensen in zijn boeken het commentaar geven hoe rijk de Friese taal is.

Toch. Laatst las ik bij iemand dat de dichter Philip Larkin grote invloed heeft gehad op het ritme van het Britse proza; omdat hij zo veel bewonderaars had die ook schreven. Eén man zou daar het geluid gekleurd hebben van een hele op hem volgende generatie. En die uitspraak geloof ik dan ook nog, voor heel even, doordat ik de bewering graag wil geloven; want zou het niet mooi zijn als dichters werkelijk het taalgevoel van hun lezers zouden beïnvloeden?

Tegelijk vind ik het verdacht dat alleen de heel grote literatoren andere schrijvers kunnen beïnvloeden. Hoe iemand praat, of heeft leren praten, en dus hoe taal in zijn of haar omgeving wordt gebruikt, zal een veel directere invloed hebben op hoe deze schrijft, denk ik.

En zoals gezegd, mijn Fries, in welke vorm ook, is ooit sterk gekleurd door wat Van der Velde heeft geschreven. In het Nederlands.

* een Friestalige versie van deze tekst verscheen in Ensafh.nl 52 onder de titel:
Grutste foardiel fan it Frysk: der kin yn it Nederlânsk kommentaar op jûn wurde

Rink van der Velde, Bokwerd totaal
447 pagina’s
Friese Pers Boekerij, 2010
[bevat Bokwerd vooruit!, Bokwerd omhoog!, en Bokwerd for ever]

[x]opgenomen in het dossier:

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

een reactie

Mirjam Vellinga  op 28 juni 2011 @ 00:52:38

Hoi! Ik kin my hielendal fine yn dyn ferhaal! Noch efkes in lytse oanfolling: de Afûk is ein novimber 2007 al út ein set mei de PraatmarFrysk-kampanje. En yn april 2011 is it boekje ‘Mijn vrouw is uitgenaaid’ by de Afûk ferskynd dat mei troch it grutte sosjale netwurk dat de PraatmarFrysk-kampanje yn de jierren opboud hat, populêr wurden is. It boekje is no ta oan de tredde printinge (der binne no goed 3.000 stiks ferkocht).

Freonlike groetnis,

Mirjam