Homme Veldstra, de serie ~ Rink van der Velde

► door: A.IJ. van den Berg

Elk beroep komt met zijn eigen afwijking. Zo veranderde mijn oriëntatie nogal, toen ik een tijd rechtbankverslaggeving had gedaan. Sommige plekken kregen door dat werk een behoorlijke lading mee; de openbare ruimte was ineens geen anoniem decor meer. Op die ene straathoek was er ooit iemand neergestoken. In die flat had iemand brand gesticht in zijn eigen huis, om geld van de verzekering op te strijken. En in die straat, daar vlakbij, woonde een doodmagere drugshandelaar, die blij was in de gevangenis te zitten, want nu moest hij wel eten. Thuis was dat er altijd wat bij gebleven.

Natuurlijk is op zo’n plek nooit iets bijzonders te voelen, laat staan te zien. Hoogstens, als er iets heel ergs is gebeurd, wordt er een monumentje geplaatst, waar zich dan nog eens éen keer per jaar mensen bij verzamelen om iets te herdenken.

Maar, zelfs als zulke monumentjes duurzaam gemaakt worden, zoals met dat steentje voor Meindert Tjoelker op de Nieuwestad in Leeuwarden, trekken ze doorgaans geen enkele aandacht. We hebben nu eenmaal zelden de gelijke herinneringen als een ander. Zelfs al delen we massaal dezelfde ruimte, en dat in sommige steden nu al eeuwen lang. De plekken waar we wonen, krijgen doorgaans alleen een diepe betekenis als wij er onze eigen betekenis aan geven. En die kunnen anderen niet automatisch kennen.

Kunstenaars kan dit gegeven dan weer kwellen. Misschien is éen definitie van kunst ook wel dat een kunstwerk probeert duidelijk te maken wat we allemaal missen, omdat we niet kijken.

Voor mij was al die extra kennis eerder een last dan wat anders. Ik kon er niet zo veel mee. Al blijft verbazingwekkend hoeveel details er zijn blijven hangen. Ik zou zo nog stadswandelingen kunnen organiseren in Leeuwarden, of Groningen, met een kort programma over de kleine misdaad daar, medio jaren negentig. Met thee na, omdat vooral duidelijk zal zijn geworden hoeveel drank kapot maken kan.

Wel verbeeld ik me de symptomen van dezelfde beroepsziekte te herkennen bij anderen. Men kan te veel weten over een plaats, en altijd het gevoel houden dat er nog eens iets mee moet; en die emoties vervolgens niet helemaal kunnen beheersen. Vooral in de romans van Rink van der Velde [1932 – 2001] is goed te zien dat hij eigenlijk een journalist was, en tijdens al zijn jaren onderweg zo veel verhalen had opgedaan, dat er geen redenen meer waren om daar nog zuinig op te wezen.

Voor dit opstel wil ik me wel beperken tot een reeks romans die hij op het laatst van zijn carrière schreef. Want onder de laatste boeken die hij maakte, was nog éen serie, van vijf titels, over de gepensioneerde politie-adjudant Homme Veldstra. En, dat zijn wat merkwaardige policiers geworden.

Detectiveverhalen, of ‘spannende boeken’, hebben een groot tal eigenschappen gemeen. Dit maakt dat ze tot de genre-fictie gerekend worden. En voor een deel voldoet de Homme Veldstra-reeks ook gewoon aan die standaard. De hoofdpersoon is een buitenstaander; wat bij Veldstra niet eens alleen is om zijn pensionering uit de politiedienst. Hij, of zij, zien namelijk te goed dat sommige wetten wat willekeurig zijn; waardoor aan de handhaving van die regels iets futiels kan kleven; zo er geen sprake is van machtsmisbruik.

Waar Van der Velde’s reeks dan in afwijkt van het genre, is in de tekening van waar de verhalen spelen. Hoewel vier van de vijf boeken toch overduidelijk in en rond Drachten gesitueerd zijn, tijdens de jaren negentig van de twintigste eeuw; het moment dat de boeken geschreven werden.

Maar bij andere detectiveverhalen zou het daar bij blijven. Daarin gaat het nooit om dat decor, omdat dit enkel het toneel biedt voor de scènes van de misdaad, en die waar de misdaad vervolgens wordt opgelost.

Daarom ook geven spannende boeken later vaak een veel beter beeld van een tijd dan literaire romans uit dezelfde periode. De schrijver deed namelijk niet meer dan om aannemelijk te maken dat iets ergens gebeurd is, en gebruikte daarvoor eenvoudig wat er was — anders dan auteurs met meer pretenties zullen doen.

Opvallend aan Van der Velde’s laatste boeken is dan weer dat hij het decor vaak belangrijker schijnt te vinden dan het verhaal. Want, de moorden, of de pogingen daartoe, waar de Homme Veldstra-reeks om zou moeten draaien, lijken er uiteindelijk niet toe te doen. Het is dat de genre verhalen eist dat er een ontknoping volgt, maar Van der Velde pakt daar nooit flink mee uit; om niet te zeggen dat hij weleens raffelt.

Wel geeft deze auteur de hele tijd details die er voor het hoofdverhaal niet toe doen. Daarbij kan er zo maar een heel stuk geschiedenis passeren.

Toen Rink van der Velde stierf, moest ik toegeven al jaren geen boeken meer van hem te hebben gelezen. Dat was geen veroordeling van zijn werk. Een lezer is gauw op zoek naar iets nieuws, en kijkt daarbij niet meer naar wat al bekend lijkt. Bovendien speelt onbewust voor mij altijd de vraag mee: als ik de hele wereldliteratuur nog lezen moet, waarom zou ik dan eerst een Fries boek pakken?

De Homme Veldstra-reeks las ik daarom pas kort geleden. Waarbij ik nog een valse start maakte ook, door met het slotdeel te beginnen. Dat boek, getiteld Alde maaie, verscheen in het jaar 2000. Het valt ook wat buiten het bestek van wat ik beschrijven wil, omdat Van der Velde zijn decors zocht op plaatsen die al een algemene betekenis hebben — op de Grebbeberg, en bij de kazematten van Kornwerderzand.

Wat me aan de andere vier boeken ging intrigeren, was nu net dat ze zich in en rond Drachten afspelen. Alleen al omdat die keuze enkel op papier werken kan. Een verfilming, of een TV-serie, zou nooit wat worden door een gebrek aan fraaie decors.

En misschien is het wat onnozel, maar als de schrijver zijn Homme Veldstra dan in de bibliotheek neerzet, om hem daar kranten te laten lezen, met andere pensionado’s, dan kan ik uittekenen waar de oud-politieman zitten zou. En juist daardoor wordt het interessant wat Van der Velde te melden heeft over plekken die ik allemaal weleens gepasseerd ben, maar juist niets van weet. Heeft de reeks nog het voordeel ook om telkens een andere hoek van de gemeente te beschrijven.

In de eerste roman, Gjin lintsje for Homme Veldstra uit 1993, begint Van der Velde linksboven op de gemeentekaart, in het plaatsje De Tike. Bovendien wordt in het boek een lijk gevonden bij de Leijen; het grote meer daar in de buurt.

Heel veel local history heeft dat boek alleen nog niet te bieden. Ik vond het ook niet erg goed. Van der Velde schreef de tekst als feuilleton voor de krant, heel ouderwets, en dat valt er te goed aan af te lezen. Te veel dialoog draagt nergens aan bij, behalve om de pagina lekker te vullen.

Wel debuteert in Gjin lintsje foar Homme Veldstra een wat merkwaardig stel. Een van de personages, een dienstmaat van Veldstra, blijkt een zijige vent te zijn. Een homoseksueel, die getrouwd is met een zeer dominante vrouw. En dit kan, op zich, best. Voor een keer. Ware het niet dat in Alde maaie opnieuw zo’n echtpaar voorkomt. Net als in de vierde roman uit de serie, Hepke; al hebben die twee daarin nu eens niet in de hoofdrol.

Schrijvers hebben dit wel vaker, dat ze zo tevreden zijn over éen oplossing voor de verhalen die ze vertellen, dat die telkens hergebruikt wordt. Daarmee kan zo’n constructie wat snel tot cliché worden. En Van der Velde was, helaas, een auteur die op het laatst zo een hele reeks standaardelementen had klaarliggen voor zijn boeken.

Terwijl hij zo veel beter kon.


Van de vijf Homme Veldstra-boeken springen er voor mij twee uit. Rjochtdei op de Skieding uit 1993, en Smoarge grûn uit 1998. Beide keren is dit om het evenwicht dat Van der Velde bereikte tussen zijn kennis, en fascinatie, over het verleden, en een probleem wat op dat moment speelde.

In Rjochtdei op de Skieding speelt onder meer de geschiedenis een rol van de Duitse luchtafweerstelling bij Trimunt; waarvan de resten nog altijd te zien zijn voor wie over de snelweg naar Groningen rijdt. Dat is typisch zo’n plek waar ik blij ben dat een ander me iets over verteld. Zelf gaan zoeken is al gauw te veel moeite, als het waargenomen raadsel niet te zeer plaagt.

Met Smoarge grûn schreef Van der Velde ineens een milieuthriller, die heel aardig werkt doordat hij veel suggereert. Daar zitten dan twee geschiedenissen ineen in verweven. Die van de afvalverwerking toen en nu, en die van Drachten-zuid, waar de vuilstort was.

Bovendien is Homme Veldstra inmiddels geen politie-adjudant meer, en kan hij op zijn speurtocht niet meer als vanzelfsprekend antwoorden op zijn vragen afdwingen. Dus moet hij vertrouwen wekken. En dat gebeurt dan vaak door iets uit een gezamenlijk verleden op te rakelen.

Van der Velde schrijft vooral op zulke momenten spontane miniromans, in enkele zinnen. Wat het dan weer verbazingwekkend maakt dat hij soms zo weinig gewicht lijkt toe te kennen aan de eigenlijke intrige van zijn boeken.

Bont maakte hij het helemaal in Hepke, uit 1999. In die policier komen de misdadigers al niets eens meer in het verhaal voor; op het allerlaatst van het boek na dan, alleen is er dan geen sprekende rol meer voor ze weggelegd. Suspense is in dat boek geen tel te vinden.

Daarentegen weet ik door deze roman meer dan ooit over de zo kale polders onder Drachten. Dat een tal statige boerderijen daar de namen dragen van toenmalige ministers, en nog zo wel meer.

En door zulke bijzaken, zonder twijfel voortkomend uit dat teveel aan verhalen, raakte ik toch gefascineerd door een serie boeken die lang niet tot zijn beste horen — hoogstens Smoarge grûn mag meedingen naar die eer.

Een schrijftip aan beginnende auteurs luidt, met reden, om te vertellen waar ze iets vanaf weten. En Rink van der Velde deed niet anders. Bij deze auteur spelen zich zo veel boeken in zijn woonomgeving af, dat hem wel verweten is te veel verteller te zijn en te weinig researcher. Maar voor mij schijnt de hele tijd in zijn laatste boeken door dat hij te veel materiaal had, en het vooral aan een strenge lijn ontbrak daarin.

Schrijven, zelfs al is het maar van een brief, is altijd vormgeven aan een teveel. Al wordt de vraag dan ook hoe dwingend zo’n vorm zijn mag. Want, als ik eindredacteur was geweest van de Homme Veldstra-reeks dan was alle franje uit die boeken gehaald. Terwijl eigenlijk alleen alle overbodigheden die boeken nu nog interessant maakten, voor mij.

Een vreemde paradox.

* een Friestalige versie van deze tekst verscheen in het tijdschrift Ensafh, nû. 4 van 2011.

** tot de Homme Veldstra-serie horen de volgende vijf boeken. Een muisclick op de titel leidt naar een apart boeklogje over die roman.

Rink van der Velde, Gjin lintsje foar Homme Veldstra
144 pagina’s
Friese Pers Boekerij, 1993
Rink van der Velde, Rjochtdei op de Skieding
192 pagina’s
Fryske Pers Boekerij, 1993
Rink van der Velde, Smoarge grûn
176 pagina’s
Friese Pers Boekerij 2007, oorspronkelijk 1998
Rink van der Velde, Hepke
248 pagina’s
Friese Pers Boekerij, 1999
Rink van der Velde, Alde Maaie
248 pagina’s
Friese Pers Boekerij, 2000

[x]opgenomen in het dossier: