Signaal is ruis geworden ~ Abram de Swaan

► door: A.IJ. van den Berg

De tekst stond gewoon online, van deze lezing voor het Stimuleringsfonds Nederlandse Omroepproducties. Eerder ook las ik De Swaan’s eigen samenvatting ervan, in NRC-Handelsblad. Geen van beide leesbeurten zetten me eerder aan om een boeklogje aan de tekst te wijden. Niet dat De Swaan onzin verkoopt. Integendeel. Ik vond hem alleen te weinig geïnformeerd, en veel te beperkt.

En dat bleek uiteindelijk bij lezing van het echte boek, van papier, niet anders.

Ineens werkte tegen hem, waar hij in eerdere boeken zo veel succes mee had gehad. Plots hielp het niet zich alleen op onderzoeken van anderen te verlaten, en daar dan een eigen interpretatie van te geven. Omdat die onderzoeken achterlopen. Jaren achterlopen. En eigenlijk wilde ik dit niet weten. Nu ik voor de verandering eens kon zien hoe ver De Swaan’s opmerkingen droegen — want hij bewoog zich ineens op mijn terrein — viel het me tegen wat hij te melden had.

Hielp niet mee dat hij zich voor een groot deel van zijn betoog baseert op dat essay van Walter Benjamin, Das Kunstwerk im Zeitalter Seiner Technischen Reproduzierbarkeit. Dat dwingt hem namelijk tot een merkwaardig cultuurpessimisme.

[…] de uitvoering, het kunstwerk, verliest aan urgentie door zijn technische reproductie. Het kan altijd nog een keertje worden overgedaan, net even anders, misschien iets beter; het kan op ieder moment bekeken of beluisterd worden, heel, half of alleen maar bij een hoogtepunt. Dus kun je ondertussen net zo goed wat anders doen dat op dat moment de aandacht opeist. Vandaar die ‘verstrooiing’,wat tegelijk versplintering betekent (van de aandacht) en afleiding of vermaak. Met andere woorden, de luisteraar, de kijker en ook de lezer, is er vaak niet helemaal bij en ervaart het dus niet meer als werkelijk dringend. [15]

Wat De Swaan doet, is door een eigen definitie sterk te beperken wat kunst is, om dan te klagen hoe erg die zelfbedachte betekenis wordt aangetast.

Maar ruis was er toch altijd al, behalve voor wel heel fijne luiden?

Laten we alsjeblieft de boel niet heiliger maken dan die is. Art goes where the money flows.

Opvallend vind ik bijvoorbeeld dat zelfs iemand als knuffeljunk Herman Brood al wezenlijker constateringen deed over de functie van kunst. Omdat die het slecht kon zetten dat een groot deel van scheppend werk meteen na aankoop uit het zicht verdween. Zijn schilderijen waren beleggingsobjecten. Terwijl zijn andere werk, de muziek, nu juist door de platenmaatschappijen op zo veel mogelijk plaatsen aan een zo groot mogelijk publiek verkocht werd — ook weer tegen woekerwinsten, natuurlijk.

Waardoor de muziekindustrie tegenwoordig wel weer klaagt over de onbeperkte beschikbaarheid van hun product. Online. Is het nog niet goed.

Waarom ziet De Swaan, om maar iets te noemen, niet dat er nogal wat economische ontwikkelingen schuil gaan achter de signaleringen die hij doet? Ontwikkelingen die niet alleen opgaan voor ‘het kunstwerk’.

Zonder moeite is dit boek grotendeels te herschrijven tot De tomaat is een waterbom geworden; Het diner in de tijd van onbeperkte voedselproductie. Kunnen precies dezelfde argumenten gebruikt worden. Dat alleen al toont aan dat deze beschouwing scherpte en precisie mist.

Zwijg ik verder maar over De Swaan’s weinig actuele kennis over ICT als sociaal bindmiddel.

Abram de Swaan, Het signaal is ruis geworden
Het kunstwerk in de tijd van zijn onbeperkte beschikbaarheid

32 pagina’s
Bert Bakker, 2008

[x]opgenomen in het dossier: