Tagebuch 1946 – 1949 ~ Max Frisch

► door: A.IJ. van den Berg

Het Tagebuch 1946 – 1949 verschilt in toon en inhoud behoorlijk van het hier eerder geboeklogde Tagebuch 1966 – 1971. Al is dit oordeel niet helemaal objectief. Er geldt onder meer dat ik het latere oeuvre van Frisch veel beter ken dan wat hij deed in zijn begintijd. Ik herken domweg niet goed welke fragmenten en schetsen in dit dagboek het tot aparte publicaties hebben gebracht.

Andorra, is te vermoeden. Anders is niet goed te begrijpen waarom er passages onder die titel in staan. Maar Andorra ken ik inhoudelijk niet.

Belangrijkste verschil was voor mij hoe het Duits uit dit boek aanzienlijk moeizamer las dan dat in het latere dagboek. Daarmee spreek ik een subjectief oordeel uit. Maar het is gewoon nogal merkwaardig om in het ene boek de taal zo vlot te lezen alsof het Nederlands was, en bij deze uitgave er hard mee geconfronteerd te worden dat Duits mijn moedertaal niet is.

Een fundamenteel verschil is verder ook dat Frisch in de periode 1946 – 1949 geen fulltime schrijver was, maar nog werkte als architect. Succes had hij overigens al wel, al is dit vooral het succes dat zijn toneelstukken ook in het buitenland worden uitgevoerd. Dat levert trouwens de misschien wel interessantste passages op in dit dagboek. Frisch reisde regelmatig naar de theaters waar er opvoeringen zijn. En daarbij reisde het recente verleden telkens mee. Omdat hij als Zwitser de oorlog in neutraal gebied had doorgebracht, en elders de overlevenden probeerden te verwerken wat ze hebben meegemaakt.

Frisch oordeelt daarbij nauwelijks, maar observeert.

Wenn Menschen, die eine gleiche Erziehung genossen haben wie ich, die gleiche Worte sprechen wie ich und gleiche Bücher, gleiche Musik, gleiche Gemälde lieben wie ich — wenn diese Menschen keineswegs gesichert sind vor der Möglichkeit, Unmenschen zu werden und Dinge zu tun, die wir den Menschen unsrer Zeit, ausgenommen die pathologischen Einzalfälle, vorher nicht hätten zutrauen können, woher nehme ich die Zuversicht, daß ik davor gesichert bin? [287]

Daarnaast boeiden me de passages het meest die op echte dagboeknotities lijken. Daar waarin Frisch zich er even toe zette om hardop na te denken over iets dat hem bezig hield. Of dit nu de waarde van het schrijven was, of het lezen. Of dat nu om de betekenis van critici ging. Want, recenseren is moeilijk, zoals ik beaam:

wenn ich nach Jahren auf eigene Rezensionen stoße, merke ich fast ohne Ausnahme, das ich stets mich selber gelobt habe, gelobt, was eigenen Bestrebungen entgegenkommt und sich durch Gelingen heiligt, das ist es, was ich (und nicht selten auf Grund eines flinken Mißverständnisses) durch Lobesworte unterstrichen habe… [298]

Max Frisch, Tagebuch 1946—1949
413 pagina’s
Suhrkamp 1985, oorspronkelijk 1950

[x]