Sturz durch alle Spiegel ~ Ursula Priess

► door: A.IJ. van den Berg

Boeken kan ik zonder voorbehoud waarderen, maar met schrijvers ligt dat al heel anders. Vooral met schrijvers die in hun leven niets anders deden dan schrijven. De mannen met de oneindige oeuvres; de lieden die eindeloze zeeën aan tekst concipieerden, waar jaren na hun dood misschien nog net een enkel hoogtepuntje uit omhoog blijft steken.

Instinctief ga ik er vanuit dat er iets niet heeft gedeugd aan hen. Het egoïsme dat zo noodzakelijk is om perfectie te bereiken in het werk verwordt zo makkelijk tot tirannie voor de directe omgeving.

Neemt niet weg dat ik wel degelijk nieuwsgierig kan zijn naar een schrijver. En meer wil weten over de opvattingen die hij of zij huldigde buiten het werk.

Soms slagen biografieën er dan in iets van die nieuwsgierigheid te bevredigen. Meestal lukt dit evenwel niet. Geen moeilijker genre is er ook dan de biografie.

En toen schreef een dochter van Max Frisch [1911 — 1991] ineens een boek met herinneringen aan haar vader; zij het dat die verpakt werden in het raam van een roman.

Bovendien zit de boekhandel inmiddels zo in elkaar dat mij dit feit al voor publicatie werd verkondigd. Ik had nu eenmaal vrij recent weleens iets van Frisch gekocht; omdat hij enkele zeer goede boeken schreef. Dat maakte me ook tot doelgroep voor afgeleide werken.

Toch heb ik gewacht met aanschaf tot Sturz durch alle Spiegel in de tweedehands verkoop terecht kwam. Tot iemand het online aanbood voor een cent; omdat oud papier in goede staat ook nog altijd handel is.

Daarmee heb ik me drie jaar lang een wel aardig boek ontzegd. Het is alleen erg klein van bestek, deze semi-biografie in herinneringen.

Goed aan de herinneringen van Ursula Priess, die geboren werd in 1943, is dat ze fragmenten biedt. Impressies van een man als deze even geen enkele pose aannam. Daarmee kon ze toch een afgerond boek bieden — hoewel ze bij veel in het leven van Frisch niet geweest is.

Wel werd alle chronologie losgelaten. Bovendien gaat Priess er volkomen vanuit dat de lezer weet wie Max Frisch is, en wat deze zoal in zijn leven gedaan heeft. Dat hij belangrijk genoeg was om een heel boek aan te wijden, met uiteindelijk nogal universele herinneringen daarin, spreekt voor zich.

Tegelijk vermijdt Priess het zorgvuldig om over de grootste problemen tussen hen te schrijven. Want ook dat hij moeilijk was, hoeft geen betoog.

Dus leerde ik onder meer dat Ursula Priess haar vader een wat preutse man vond. Als ze eenmaal volwassen bij hem op bezoek kwam en hij haar rondleidde in weer een nieuwe woning liet hij haar bijvoorbeeld nooit zijn slaapkamer zien.

Tegelijk is ook Priess preuts. Over de levenden wilde ze niets schrijven. Dus wordt niet eens duidelijk hoe haar moeder heette, en hoe groot hun gezin was. Ze heeft een broertje, maar er is nog een derde kind waarvan het geslacht nooit genoemd wordt.

En van de vele vrouwen in Frisch’ leven komt slechts éen met naam voor in het boek. Ingeborg Bachmann. De beroemdste van het stel ongetwijfeld. Maar waarschijnlijk ook de enige dode.

Over de liefde tussen Frisch en Bachmann heet het dan dat die fataal was. Contact is er altijd gebleven; ook al ging het vrij snel uit.

Over haar moeder leren we niets. En over de vele andere van Frisch’ veroveringen biedt het boek slechts éen anekdote, als Ursula Priess kennismaakt met een vrouw die net als zij pedagoge is.

Beide vrouwen houden het gesprek dan gaande over hoe de gezinssituatie thuis het leven van kinderen voorgoed kan tekenen. Maar tot meer dan die omschrijving van de gedachtewisseling komt het niet in het boek. En dat was de enige keer dat ik me bij het lezen werkelijk bedrogen voelde — zo martelend impliciet had juist dit onderwerp nu ook weer niet behandeld te hoeven worden. Frisch verliet vrouw en kinderen toen Ursula amper tien was; alleen staat ook dit niet in het boek.

Desondanks had het wel wat, om te zien hoe iemand Max Frisch’ Tagebuch 1946-1949 kon gebruiken om scènes uit haar vroegste jeugd te reconstrueren; waar ieder ander in die uitgave allereerst een intellectueel dagboek leest.

En er is een fijne zandbak-anekdote. Van als de kleine Ursula en een buurmeisje het vertrouwde geluid horen van hoe Frisch binnen op zijn typemachine aan het zwoegen is. Ursula is dan jaloers op dat buurmeisje. Haar vader is hoornist bij het symfonie-orkest in Zürich, en de kinderen van de orkestleden mogen heel vaak naar het concertgebouw.

Frisch schrijft weliswaar toneel, en Ursula komt daardoor vaak genoeg in de schouwburg, maar dat is toch heel anders. Lang zo echt niet.

Ursula Priess, Sturz durch alle Spiegel
Eine Bestandsaufname
171 pagina’s
Ammann Verlag, 2009

[x]