Mein Name sei Gantenbein ~ Max Frisch

► door: A.IJ. van den Berg

Terwijl ik herlezen zo vaak het enige echte lezen heb genoemd, bestaan er ook boeken die zich tegen deze regel verzetten. Doorgaans zijn dit romans, met éen of andere gimmick. Boeken met een vondst daarin, die bij de eerste kennismaking nog verraste, en dat in de herhaling vervolgens niet meer doet.

Mein Name sei Gantenbein van Max Frisch bleek zo’n eigenlijk niet goed herleesbare roman te zijn. Terwijl ik onder het lezen ook besefte kwalitatief waarschijnlijk geen betere fictie onder ogen te hebben gehad dit jaar.

De roman leek me nu toch allereerst heel knap geconstrueerd te zijn.

Frisch deed namelijk wat indertijd gewaagd was — en waar pas decennia later auteurs als Milan Kundera zo hoog om geprezen zouden worden. Hij speelde met de afspraak dat een roman voor de duur van het boek even de hele realiteit is voor de lezer. Hij meldde namelijk telkens al in het boek een verhaal te gaan verzinnen.

Sterker nog, in de loop van het boek hernam hij weleens delen van het tot dan gebrachte verhaal.

Zo is een centraal personage in de roman Lisa, een toneelactrice van rond de dertig.

Alleen probeerde Frisch toch ook even uit om haar een ander beroep te geven; en daarmee een ander mens te maken van haar. Om vervolgens bij zijn uitgangspunt terug te keren, en haar weer die actrice te laten zijn.

Aan mannelijke hoofdpersonages in de roman zijn er drie. Waarvan ‘noem mij maar Gantenbein’ de belangrijkste is. Want voor hem had Max Frisch nog iets aparts bedacht. De andere twee personages zijn wat normaler.

Gantenbein laat zich namelijk medisch blind verklaren, na een aanrijding. Terwijl hij toch gewoon kan zien. Bovendien kost het hem tijd om zich te leren gedragen als een blinde.

Wat mij stoorde bij herlezing was de nadruk die Frisch bij voortduring legde op hoe makkelijk iedereen in het boek Gantenbein’s blindheid aanvaardde; terwijl deze toch telkens dingen doet die geen blinde of slechtziende zonder grote aanpassingen kan. Meepraten over een bericht uit de papieren krant bijvoorbeeld.

Tegelijk maakte het bij het lezen dan weer niet uit dat Frisch telkens even uitlegde wat hij ging doen, en een verhaal zelfs weleens herzag — als ware hij een thuisschaker die een zet terugneemt vanwege de onvermoede consequenties, om daarna gewoon weer verder te spelen. Voor de leesbaarheid van de roman maakten deze ingrepen geen verschil. De talloze verhalen waarover Frisch al meteen meldt te beschikken, boeiden telkens vrijwel direct.

En toch zei deze zo bekwaam geschreven roman me lang zoveel niet als het veel minder strakke Malina, van Ingeborg Bachmann; dat andere verhaal in de dialoog tussen deze twee auteurs.

Malina gaat over een echt mens, in al haar verwardheid; en laat onder meer zien dat niemand zichzelf ooit begrijpt. Mein Name sei Gantenbein gaat over mensen die zich telkens anders voordoen dan ze zijn — waar dan vaak nogal wat berekening bij zit. Omdat ook de beide vrouwen in dit boek rollen spelen: de éen werkt zelfs als actrice, en de andere is een callgirl; en oefent daarmee een verboden beroep uit.

Frisch’ veronderstelde vrouwenhaat zag ik overigens niet, in deze roman. En die lijkt me ook moeilijk aantoonbaar bij een boek uit 1964; wat toch echt een andere tijd was. Ik bedoel, tot 1957 werd een vrouw in Nederland handelingsonbekwaam als ze trouwde — haar echtgenoot was dan ook haar voogd. Dit was in andere Europese landen niet anders, en is elders nog altijd zo.

En Max Frisch was een Zwitser, kwam daarmee uit een land met kantons waar tot voor kort de vrouwen geeneens stemrecht hadden.

In Mein Name sie Gantenbein zijn de voornaamste vrouwen in het verhaal zeer zelfstandige vrouwen. Gantenbein verontschuldigt zich zelfs tegenover de lezer dat hij zich door Lisa liet onderhouden. Net als dat hij het later tot op zekere hoogte jammer vindt dat de callgirl de vrouw van een tandarts werd; want daarmee verdween weer een zelfstandig bestaan.

Max Frisch, Mein Name sei Gantenbein
367 pagina’s
Suhrkamp, 1964

[x]