Landschap der levenden ~ Bob den Uyl

► door: A.IJ. van den Berg

Hoe de ene bundel van Bob den Uyl te onderscheiden van de andere? Ik zou het niet weten.

Hij was goed in memorabele titels. Alleen slaat die titel altijd maar terug op éen verhaal uit zo’n boek — wat dan weer niets zegt over de rest van de inhoud. Hoogstens is er een verschuiving tussen het begin van zijn oeuvre, en de latere boeken. Hij begon met alleen korte verhalen. Ontdekte daarop dat zijn autobiografische reportages beter aansloegen bij het publiek. Dus verdween de pure fictie metterjaren uit de bundels.

In Het landschap der levenden staan nog twee verhalen. Aan het begin. Die kon ik niet heel erg opmerkelijk vinden. ‘In de polikliniek’ gaat over een man die de onbarmhartige bureaucratie van de zorg probeert te ontlopen. Weliswaar is de situatie hoogst herkenbaar voor iedereen die weleens een ziekenhuis bezocht. Maar juist daardoor ging ik met Den Uyl meeschrijven.

Het absurde ‘In de dierentuin’ is al evenmin een hoogtepunt in het oeuvre — al begrijp ik er ineens wel door waarom Den Uyl’s biograaf per se wilde dat Kafka zo’n inspiratiebron was.

Vanaf bladzijde 41 tot het einde is dit evenwel een typische Bob den Uyl. Vol ijzig geouwehoer, zoals Komrij dat noemde. Dan bevat het boek een kleine honderd pagina’s van Den Uyl’s autobiografie in klagerige anekdotes. Die altijd heel prettig om te lezen zijn, maar toch ook een aflevering is van dat eeuwig doorlopende feuilleton; waardoor anekdotes achteraf dus nauwelijks meer tot éen bepaald boek zijn terug te leiden.

Ik herlas Het landschap der levenden om éen enkele passage, pas na lang zoeken gevonden. Ooit heeft hij namelijk Flann O’Brien’s satirische meesterwerk At Swim-Two-Birds vertaald. En van die vertaling verwachtte Den Uyl nogal wat. Net als hem zou iedereen meteen dol enthousiast zijn over dat boek.

Maar, eenmaal uitgebracht, werd de uitgave amper opgemerkt door de boekenbijlages. Recensies bleven uit, laat staan dat iemand het boek even geniaal vond als de vertaler.

Ik heb ondertussen gemerkt dat At Swim-Two-Birds mij slechts boeit als ik tegen het toontje kan van het boek. Wat bijna nooit gebeurt. Er is iets hoogdravends aan de roman dat nogal vermoeit. En dat mijn gedachten na een bladzijde of wat al doet afdwalen van het boek.

De passage over Flann O’Brien staat in een verzameling schetsen die Den Uyl wijdde aan lezen. Het hoofdstuk ‘Over boeken’. Dat opvallend veel nog memorabeler passages bevat. Omdat lezen zo raar is.

In mijn ontwikkeling als lezer ben ik al gauw op het punt gekomen waarop men zich afvraagt wat men eigenlijk aan het doen is. Waarom lees ik toch? Jarenlang heb ik hierover — van tijd tot tijd — nagedacht, en hoe langer ik nadacht, hoe meer ik tot de slotsom kwam dat ik óf met een heel moeilijk probleem bezig was, óf met niets. Steeds als ik dacht een afrondende conclusie bereikt te hebben (ik heb gewoon plezier in het lezen, maar dat is natuurlijk geen antwoord), openden zich nieuwe mogelijkheden en valkuilen. Ik ben weleens bang nooit een helder beeld te zullen krijgen van de werkzaamheid lezen . […] [75]

Daarop houdt hij een tamelijk hilarisch en zeer eerlijk leesdagboek bij, opdat een lezer met meer analytische gaven daar wel een antwoord uit distilleren kan.

En daar neem ik dan met gretigheid kennis van. Omdat het soms nodig is om al die dagelijkse routines gerelativeerd te zien worden.

Want, ik bedoel, lezen is dan nog éen ding. Maar zo’n boeklog, dat is nu toch al een kleine 8½ jaar mijzelf bijna alle dagen huiswerk opleggen? En om wat? Voorlopig heeft het op zijn best weleens nut om snel een passage terug te vinden ergens; of om de keuze terug te brengen tot éen boek als een schrijver er meerdere heeft uitgebracht.

Bob den Uyl, Het landschap der levenden
136 pagina’s
Em. Querido’s Uitgeverij, 1984

[x]