Wat fietst daar? | 2 ~ Bob den Uyl

► door: A.IJ. van den Berg

Is peak-auto aanstaande? De auto heeft in de geïndustrialiseerde wereld behoorlijk aan status ingeboet bij jongeren. Die zien auto’s niet langer als een symbool van vrijheid; nee, veeleer als een vervelende keten van verantwoordelijkheden, als hoge kosten, en eeuwige parkeerproblemen. Bovendien definiëren zij hun status met heel andere bezittingen. Zoals hun smartphones.

Punt is alleen dat een groot deel van de wereld nog geïndustrialiseerd moet worden. En als elke Chinees of iedere Indiër wel nog aan de auto wil, zal er nog heel wat staal, rubber, en olie gebruikt worden voor vehikels om mensen op uiterst inefficiënte wijze van A naar B te brengen.

Ik vind auto’s niet heel interessant. Zonder dat daar nu heel verheven of bewuste ideeën achter zitten.

Maar mijn bevreemding leidt er wel toen dat ik waarneem hoe een samenleving zich heeft ingericht om autobezitters te behagen. Maakt niet uit dat het dubieus is om dozen van tweeduizend kilo te maken om meestal éen mensje te verplaatsen, tegen een rendement van nog geen 20%.

80% van de energie gebruikt om een gemiddelde auto te verplaatsen gaat op in nutteloze warmte. Zoiets kan ook alleen als energie bizar goedkoop is — maakt dan blijkbaar niet uit dat wij dit dan betalen door de meest verkeerde regimes in de wereld kritiekloos te vriend te houden.

Als ik me iets afvraag over de blik van toekomstige historici op dit heden, dan toch wel hun oordeel over hoe de fossiele brandstoffen verjubeld werden in de 20e en 21e eeuw.

Bob den Uyl schreef zijn beschouwing over fietsen in een tijd dat de auto nog helemaal heilig was hier, eind jaren zestig. In vele plaatsen waren er toen plannen om grote delen van de oude binnensteden plat te leggen, om de automobilist nog gewilliger van dienst te zijn. Pas nadat ouders protesteerde tegen de vele doden die zulk een verkeersbeleid eisten — met acties als ‘Stop de kindermoord’ — kwam er iets van een tegenbeweging op gang. De fietsers kregen stukje bij beetje hun plaats in het verkeer terug. In Nederland althans. Elders is de autobezitter nog altijd dictator, en beul.

Wat fietst daar? heeft op twee manieren iets van een apologie. Dat Den Uyl zich graag per fiets over enige afstand verplaatste, was al vreemd; want elk ander pakte de auto. Bovendien deed hij dit op een tot toerfiets omgebouwd lichtgewicht racertje — terwijl als de doorsnee Nederlander al fietste, deze zich langzaam verplaatste, rechtop gezeten op een loeizwaar rijwiel van een al eeuwen ongewijzigd model.

In die contrasten wrikt van alles. Waardoor Wat fietst daar? heel humoristisch had kunnen zijn. Toch viel de uitgave me ook bij deze herlezing niet mee. Ondanks dat ik zelf al twee jaar wel eens iets over fietsen schrijf, en dus weet heb gekregen hoe moeilijk dat is.

Het enige echt aardige gegeven in dit boek — op de talrijke prachtige, veelal uit de 19e eeuw stammende illustraties na — is Den Uyl’s uitgangspunt dat fietsen met rugwind het prettigst is om te doen. Dus loont het de toerfietser om zijn reizen zo te plannen dat er altijd meewind is. Maakt dan niet uit als er ’s avonds met de trein terug naar huis moet worden gegaan.

Nee, de toon van het boek is gewoon net niet goed. Al kan hierbij een persoonlijke allergie spelen. Bob den Uyl hanteert in Wat fietst daar? nog te veel wat ik nu schoolkrantenhumor zou willen noemen. En ik ken dat toontje; al wat ik in mijn tienerjaren publiceerde is in dat stijltje geschreven. De humor wordt daarbij telkens gezocht in een lichte overdrijving van het normale. Wat dan enkel werkt voor wie het niet opvalt hoe makkelijk dat tot een maniertje wordt.

scheiding

Werkelijk sterk af te raden is het aanranden van vrouwen op eenzame bospaden; tegenover elke twee vrouwen die u nog jarenlang dankbare brieven zullen schrijven, staat altijd wel een derde die verontwaardigd naar de politie loopt. De kans dat u dan gegrepen wordt is niet denkbeeldig.

[63, gevaren op de weg]
Bob den Uyl, Wat fietst daar?
95 pagina’s
Nijgh & Van Ditmar, 1970

[x]opgenomen in het dossier: ,