Buitenkant | ii ~ Gerrit Komrij

► door: A.IJ. van den Berg

Het is een vreemde reflex tegenwoordig om net te doen of je een massamedium bent, en via jouw kanalen nieuws door te geven dat ook maar toevallig tot je kwam. Vooral de sociale netwerken online zijn daardoor een rare echokamer geworden; waarin sommige nieuwsflarden vreemd lang blijven klinken.

Niemand doet er aan fact-checking ook. En vrijwel niemand voegt iets aan het kale nieuwsfeit toe. Of hoogstens nog net een éenregelig opinietje.

Dat ik me van deze mechanismen bewust ben geworden, heeft me een stuk zwijgzamer gemaakt online.

Toch zijn er wel degelijk momenten waarop ook ik meen iets te zeggen te hebben. De dood van sommige schrijvers is zo’n gebeurtenis die een degelijke reactie eisen kan. Enkel omdat wij elkaar zo goed lijken te kennen, die schrijver en ik, omdat we elkaar zo prettig hebben ontmoet in zijn of haar boeken.

Natuurlijk is dit onzinnig. En op een rare manier ijdel.

Toch vraagt de vrij plotselinge dood van Gerrit Komrij eerder in 2012 bijvoorbeeld nog steeds om een goede reactie van mijn kant. Omdat ik als lezer zo veel aan zijn werk gehad heb. Eén van zijn essaybundels zie ik zelfs als een boek dat wat veranderde.

Tegelijk was er mettertijd ook een verwijdering tot dat werk, toen bleek dat lang niet alles verteerbaar was dat hij maakte. Geen van de romans die hij uitbracht, bleek leesbaar. En vrijwel alles in Komrij’s poëzie acht ik eerder knap gedaan dan goed geschreven.

Van zijn regeertermijn als roddelnicht op Facebook heb ik zelfs helemaal niets meegekregen.

Dus blijven over de essays. En die opstellen tonen zo onbarmhartig niet alleen hoe iemand schrijft, maar ook diens denkkracht. En juist daarvan ging ik op een gegeven moment te goed de beperkingen zien.

Al lang voor diens dood zag ik Komrij als een betrouwbare gids op een beperkt tal terreinen — zoals de poëzie door zijn bloemlezingen, zoals de romankunst door zijn kritieken — maar bovenal als schrijver van een prachtig Nederlands, en als amusant auteur.

En vooral die laatste hoedanigheid maakt dat een merkwaardig boek als De buitenkant zo goed herleesbaar is. In deze bundel heeft Komrij namelijk niets anders dan paragrafen opgenomen die hij uitsprak om een interviewer te amuseren. De tekst bevat zijn woorden wel, alleen werden deze telkens door een ander opgeschreven.

Het boek lag er dus al toen Komrij enige tientallen keren ondervraagd was. Alleen moest hij nog wel even de leukste citaten uitknippen, en onder een passend kopje presenteren.

En dan zijn al die uitspraken ook te lezen als commentaar van de auteur op zijn eigen werk. Voor mij is bijvoorbeeld dit citaat de perfecte illustratie waarom Komrij’s romans nooit helemaal kloppen.

Ik schrap niet zoveel, want ik ben niet iemand die maar wat neerschrijft. Ik schraap het zorgvuldig, moeizaam en spaarzaam uit mijn hersens tevoorschijn. Ik heb het idee dat ik in tien zinnen iets zeg wat een ander gemakkelijk over tien bladzijden zou kunnen uitsmeren . [1989]

Zelfs Humeuren en temperamenten niet, wat ik lang Komrij’s meest persoonlijke boek vond, biedt zo veel directe inzichten in leven en werk van de man. Al is de pest natuurlijk wel dat ik door zijn dood ineens enorm aan het interpreteren ben.

Want er moet nog altijd iets aan in memoriam worden geschreven. Ook al is me door dit boeklogje duidelijker dan ooit geworden dat zo’n herdenkingsstuk nooit meer kan zijn dan een persoonlijk gekleurd verhaal dat alleen daardoor al voor weinig anderen waarde hebben zal.

* De buitenkant werd eerder gelezen in april 2005

Gerrit Komrij, De buitenkant
Een abecedarium

201 pagina’s
De Arbeiderspers, 1995
privé-domein nr. 200

[x]opgenomen in het dossier:

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden