Geschiedenis van het potlood ~ Peter Handke

► door: A.IJ. van den Berg

Lang bestond het oeuvre van Peter Handke voor mij uit éen enkel boek. Das Gewicht der Welt [De last van de wereld]. En van de weeromstuit was een geheel vergelijkbare uitgave als Die Geschichte des Bleistifts [De geschiedenis van het potlood] minder waard.

Misschien omdat ik dit boek nooit goed heb gelezen.

Bij de hernieuwde kennismaking viel De geschiedenis van het potlood me namelijk enorm mee. Sterker nog, in de tweede helft van het boek, als Handke herhaaldelijk terugkomt op de vraag wat dat schrijven nu eigenlijk is, zette hij me telkens tot nadenken aan.

Handke heeft een hele reeks pure aantekenboeken uitgebracht; al is het al even sinds de laatste verscheen. De geschiedenis van het potlood is de tweede in de rij, en komt na die Last van de wereld, en wordt gevolgd door Phantasien der Wiederholung, Am Felsfenster, morgens, en Gestern unterwegs.

Al deze verzamelingen volgen eenzelfde recept. Ze tonen zijn oefeningen om te kijken, en op wat hij ziet te reageren in taal. Maar omdat Handke daarnaast meestal ook met echt scrhijfwerk bezig is, dienen de aantekening ook als verkenning; als trage omsingelingen van de juiste zin.

Daarom zijn dit waarschijnlijk allemaal boeken die houdbaarder blijven dan zijn romans, essays, of toneelstukken. Omdat ze niet af zijn. De lezer moet zelf nogal wat invullen, want die krijgt niet meer te zien dan reeksen van losse regels; of heel soms een alinea.

Staat er nog niet eens een punt achter zo’n zin ook.

Dus is zo’n boek als dit ook nooit uit. Terwijl het als het op het juiste moment gelezen wordt enorme indruk maken kan. Ondanks het staccato van al die losse zinnen. Ondanks dat de inhoud van zo veel zinnen ergens tussen bezwering en toverspreuk lijkt in te hangen.

Ditmaal tekende ik bij het lezen onder meer de volgende zinnen aan; een volgende keer zullen dat andere zijn:

scheiding

Een lezer zal nooit een ‘lievelingsauteur’ hebben [28]

scheiding

‘Volgt u mij onopvallend!’, dat zegt ook de schrijver tegen zijn lezers [46]

scheiding

Ik twijfel niet meer aan de kunst, al heb ik er ook vaak geen zin in [46]

scheiding

De beste boeken zijn die, welke je er steeds weer toe brengen te pauzeren, op te kijken, naar de omgeving te kijken, diep adem te halen, je door de zon te laten beschijnen – ook als die helemaal niet schijnt (het enige dat ik iemand als Simenon ‘verwijt’: dat ik hem te snel lees) [65]

scheiding

Ik neem pas waar in de herhaling [98]

scheiding

Op de juiste wijze schrijven: ofwel ik schrijf gelijk op met de beleving, of het is een lang, terugzoekend recapituleren (waarbij het proces van het recapituleren meeklinkt) [119]

scheiding

Jullie gebruiken jullie dialect als ellebogen. Ja, de meesten hier te lande wentelen zich zwelgend in het dialect, en dit heeft niets meer van een taal; het zijn nog slechts klanken, in het beste geval; en de zwelggeluiden beledigen degenen buiten de omheining [171]

scheiding

Jullie hebben de wereld altijd alleen maar geïnterpreteerd en veranderd; maar het komt er op aan haar te beschrijven [191]

scheiding

De lezers zijn sterke mensen: zij geven het lezen door; zij zijn ‘de paar onwankelbaren’ [191]

scheiding

Over het goede schrijven, ja: maar het komt er op aan dat dit ook wordt geloofd [204]

scheiding

De triomf van het schrijven (nooit van het praten) is toch telkens weer dit: Nu heb ik de waarheid gezegd! [207]

scheiding

Het schrijven moet gebeuren op het randje van de vertwijfeling en op het randje van de gelukzaligheid (maar nooit anders dan op het randje); en de woorden moeten dan aan het wonderbaarlijke grenzen [214]

scheiding

Een slecht schrijver is een nietsnut [214]

scheiding

‘Geef mij te lezen’: het zou een gebod kunnen zijn [216]

scheiding

De fundamentele moeilijkheid van een ‘werk’: het moet elke keer uit het niets worden getild en lijkt terwijl het ontstaat vaak op dit niets [225]

scheiding

Schrijven: niet ‘opvallen’ moet me iets, noch ‘invallen’: maar het opvallende moet tegelijk een inval zijn [225]

scheiding

Alleen het essentiële neerschrijven–maar dit moet toch breed uitwaaieren [225]

scheiding

Alle lectuur heeft geen zin als die niet de alledaagsheid leert (het rustige beleven van de alledaagsheid) [225]

scheiding

Ik ben mettertijd door en door schrijver geworden, omdat ik me schrijvend verlangzaam (de verlangzaming is een ontvouwing) [226]

scheiding

Weer eens ben ik aan iets begonnen te schrijven en weer eens weet ik niet of het schrijven mijn zaak is, of een pretentie (en toch: alleen in het schrijven kan de wereld voor me openstaan: ik keek net op de wijd open bomen voor het raam) [235]

scheiding
Peter Handke, De geschiedenis van het potlood
250 pagina’s
De Arbeiderspers, 1984
privé-domein nr. 101
vertaling door Hans Hom van Die Geschichte des Bleistifts, 1982

[x]opgenomen in het dossier: