Ich bin ein Bewohner des Elfenbeinturms ~ Peter Handke

► door: A.IJ. van den Berg

Een kleine duizend fictiewerken werden er geboeklogd sinds de start van deze website, waaronder bijna vijfhonderd romans. En ben ik daardoor ondertussen beter in staat om te verwoorden waarom ik toch zo weinig boeken uitlees met bedachte verhalen?

In les 3 uit 10 jaar boeklog ging het eerder over ‘de derde factor’ die zo vaak aan zulke boeken lijkt te ontbreken. De verrassing. Of de ontregeling.

Tegelijk bestaat op alle regels een uitzondering. Want natuurlijk lees ook ik een thriller of policier terwijl wel zo ongeveer vaststaat wat die me gaan bieden. Hoeveel mensen er ook zullen sterven onderweg, op de laatste bladzijden is er daarin doorgaans toch weer gerechtigheid. Van een soort.

Verrassing hoeft er niet altijd te zijn. Al is het weten willen hoe het verder gaat een nogal elementaire behoefte, die schrijvers met wat routine makkelijk kunnen oproepen, zo lijkt me inmiddels.

Ik herlas de bundel Ich bin ein Bewohner des Elfenbeinturms van Peter Handke vooral om het titelstuk — later heeft hij nog eens een lezing gehouden in de VS onder dezelfde noemer. Want in die tekst geeft deze schrijver, hij was toen 25 jaar oud, zíjn kritiek op wat hem in fictie verveelt. Waarmee hij terloops ook een programma schetste vanuit zijn ivoren toren van hoe hij dan dacht romans, verhalen, of later toneelstukken te zullen moeten schrijven.

Handke bekritiseert dan vooral wat er dan doorgaans voor realisme doorgaat, in boeken.

Want dat is vanzelfsprekend het merkwaardige aan schrijven, of lezen. Taal brengt lagen aan abstractie aan tussen de werkelijkheid en hoe deze dan in zinnen gevangen wordt. Dé werkelijkheid ís niet te beschrijven. Maar als genoeg mensen hun pogingen tot beschrijving doen op een vergelijkbare manier, dan kan dat maniertje ineens even doorgaan voor de beste methode om iets waar te doen lijken.

Elke tijd komt alleen met zijn eigen clichés — en van veel daarvan valt pas veel later op dat het clichés waren.

Ligt er alleen wel het gegeven dat we al millennia aan vertelcultuur hebben. En dat auteurs die willen dat hun bedoelingen overkomen er niet aan voorbij kunnen gaan iets van die vertelwijsheden in te zetten in hun werk.

Bij eerste lezing van het titelessay indertijd hielp deze tekst me om in te zien dat sommige van Handke’s romans of lange essays me wel nooit binnen zullen laten, terwijl vergelijkbare uitgaven een taalroes kunnen oproepen die duurt zolang het lezen aanhoudt. Dat ligt dus aan zijn manier van werken. Alleen speelt ook het toeval hierin een grote rol. De sterren moeten goed staan om mij ontvankelijk te maken, zoiets. Een boek dat nu niet lukt, kan over tien jaar wel ineens aanslaan. Terwijl omgekeerd een onmiddellijke favoriet later vrijwel onleesbaar kan blijken te zijn.

De rest van deze bundel maakte duidelijk dat veel van het opgenomen materiaal tijdsgebonden was. En wie dat wil kan verder in deze uitgave de ontwikkeling zien van hoe Handke uiteindelijk ook geen kritieken meer wilde schrijven zoals iedereen indertijd altijd al deed.

Zeldzaam bij Handke is wel, dat ik ineens lachen moest om een uitspraak van hem, als hij fel de ideeën aanvalt die de invloedrijke criticus Marcel Reick-Ranicki er op na hield over ‘natuurlijkheid’.

Reick-Ranicki stellt sich schone lange keine Fragen über sich selbst mehr. Er, der unwichtigste, am wenigsten anregende, dabei am meisten selbstgerechte deutsche Literaturkritiker seit langem, kann freilich alle Angriffe mit seinem Kommuniquésatz abwehren: » Ein Literaturkritiker, der etwas taugt, ist immer eine umstrittene Figur.« Von mir aus ist Reick-Ranicki unumstritten.

(1968)

Veel van de strengheid uit die jaren, die toch ook weer samenging met de ideeën van vele anderen over de vijftig jaar terug actuele vragen over de rol van dé auteur, of dé literatuur, is Peter Handke in de loop der jaren ook weer verloren. Een kern bleef zeker in zijn fictie overeind.

Peter Handke, Ich bin ein Bewohner des Elfenbeinturms
233 pagina’s
Suhrkamp Taschenbuch, 1972

[x]