We Say No ~ Eduardo Galeano

► door: A.IJ. van den Berg

Galeano is geen auteur van wie ik probleemloos alles lezen kan. Er moeten wel mensen in zijn verhalen voorkomen. Want zodra het over economie of politiek alleen gaat, wordt de tekst al gauw ellendig. Dan vraagt Eduardo Galeano, weliswaar volkomen terecht, aandacht voor de eeuwige problemen van Latijns-Amerika, maar dan wreekt zich dat ik die problemen inmiddels ken; en niet per se opnieuw vanuit marxistisch perspectief hoef uitgespeld te zien worden.

Mijn lezen moet ook een lust zijn.

In deze Amerikaanse bloemlezing met een kleine dertig jaar aan journalistiek werk staan veel artikelen die niet voor mij bedoeld zijn. Maar dat wist ik van tevoren. Ik hoopte slechts ook ander werk aan te treffen. Literairder stukken. Desnoods autobiografische inzichten.

En die bracht het boek.

Galeano ging in 1973 in ballingschap uit Uruguay naar Argentinië, en moest een paar jaar nadien ook daar weg. Hij woonde in Spanje tot 1984.

De stukken in dit boek van voor hij banneling werd, zijn het minst bijzonder. Daar horen wat portretten bij, van mensen als Pelé, of Che Guevara. Interessanter waren al de portretten van gewone mensen, die hogerop willen, maar falen. Maar met de verdrijving kwam ook Galeano’s vuur, lijkt het wel, of het besef wat woorden kunnen uitrichten — en hoe belangrijk dat is.

Mooiste stuk wat mij betreft is ‘In Defense of the Word’, dat Galeano schreef toen hij ook Argentinië diende te verlaten. Omdat hij daarin uitlegt waarom hij schrijven móet. Alleen daardoor is het mogelijk een getuigenverklaring af te leggen, van de tijd, en van zijn mensen — ondanks alle vervolgingen en censuur.

Ook fraai is het stuk daarna, alleen om de titel al: ‘Exile, Somewhere Between Nostalgia and Creativity’.

I look at myself in the mirror and I see a glowing god. I say: “What would the world do without me? We writers are the salt of the earth.” But then in rotten exile, I look at myself in the mirror and I see myself as I am, nude, just a little person, and then I say: ‘Writing makes no sense; I’m being punished by mistake; the writer is not a man of action.” Perfect symmetry of arrogance and repentance, two extremes of the same negation of reality: the writer who believes he is one of the chosen can at any moment reach the conclusion that the world is not worth saving. It is just a tiny step from pedantic messianism tot the dense soup of self-pity. [147]

In 1984 kon Galeano weer in Uruguay komen wonen. Dan ook begint hij aan zijn meesterwerk, de Kroniek van het vuur; met de historie van Latijns-Amerika die per se geen standaardboek mocht worden. Galeano heeft ooit even geschiedenis gestudeerd, maar sjeesde omdat hij gruwelde van het wassenbeeldenkabinet aan dode grote mannen dat hem werd voorgezet.

Geschiedenis moet juist leven.

Het laatste deel van het boek is helaas uit wat evenwicht met de rest. Er spelen dan twee zaken: het Communisme implodeert, waardoor er een einde aan de geschiedenis zou komen, en er moet worden herdacht dat Columbus 500 jaar eerder ‘Amerika’ had ontdekt. Beide gebeurtenissen leveren sombere beschouwingen op, met een vrij voorspelbare inhoud.

Eduardo Galeano, We Say No
Chronicles 1963–1991

317 pagina’s
W.W. Norton & Company, 1992

[x]