Literary Education ~ Joseph Epstein

► door: A.IJ. van den Berg

Treurige gedachte. Waarschijnlijk zal ik in 2014 geen boek lezen dat me meer aanspreekt dan A Literary Education; de meest recente essaybundel van Joseph Epstein. Alleen heeft de man aanzienlijk betere boeken uitgebracht. Misschien is dit zelfs de meest wisselvallige essaybundel die ik ooit van hem las.

Epstein zit tegenwoordig bij een nieuwe uitgever. En die moedigt hem aan om alles nog eens te verzamelen dat niet eerder in een essaybundel terecht is gekomen. Daardoor zijn diens laatste twee bundels allereerst dik. Vervolgens zit er niet echt eenheid in deze beide boeken — of minder dan in eerdere bundels met essays — de persoonlijkheid van de auteur moet alles dragen. En ten derde bestaat er weleens overlap tussen stukken in het boek.

Een keer te vaak kwam de opmerking langs dat hij in een Chicago opgroeide waar je rondreed met een biljet van vijf dollar in je rijbewijs; opdat bij een verkeersovertreding meteen het stilzwijgen van de agent werd gekocht.

A Literary Education bevat meer strikt autobiografisch werk dan eerdere bundels. Waarin dan ook weleens te veel informatie stond. Heel blij werd ik bijvoorbeeld niet van Epstein’s bekentenis dat hoeren twee à drie dollar kosten in de tijd dat hij met dat vijf dollar-biljet rondreed in zijn rijbewijs. En dat het gebruik van deze vrouwen voor hem en zijn vrienden usance was in het weekend.

Anderzijds schreef Joseph Epstein ook weer een essay bij een kroonjaar — vijfenzeventig werd hij ditmaal. Zulk een terugkijken deed hij ook al op zijn veertigste. En ik vind deze teksten altijd ontroerend. Ook al omdat Epstein steeds een nieuwe manier vind om te verwoorden hoe groot de rol van toeval kan zijn in een leven.

Meest nuttig waren evenwel heel andere teksten in A Literary Education. Zo besprak Epstein een vijftal tijdschriften, waaronder de New York Review of Books, TLS, en de New Yorker. Die kritieken bieden dan steeds observaties van een lezer die decennialang abonnee was, om zo’n abonnement na vijftig jaar in het geval van de NY Review of Books dan toch op te zeggen.

Daarbij bevestigen deze tijdschriftkritieken van Epstein overigens wat ik zie als het allergrootste probleem momenteel voor kranten en tijdschriften. Het zijn vergaarbakken van te veel aan te ongelijksoortige elementen. En ooit wist een lezer niet beter dan dat het interessante van zulke uitgaven altijd samen ging met dat ze ook gevuld waren met van alles wat er niet toe deed. Op den duur kan dan dat teveel aan loze vulling gaan tegenstaan. Komt daar in deze tijd nog die overvloed aan digitale teksten bij; waar gericht naar te zoeken is; als die al niet automatisch onder de aandacht worden gebracht via RSS-feeds of sociale media.

Maar zelfs die artikelen over de tijdschrijften toonden Joseph Epstein in een niet altijd even flatterend licht voor mij. Dat deze auteur aan de conservatieve kant is, was me bekend. Hij publiceerde ook lang in behoudende bladen. En ik hoef het ook lang altijd niet eens te zijn met een auteur om hem of haar interessant te vinden. Epstein noemde me bijvoorbeeld alleen een paar keer te vaak Kurt Vonnegut ‘een links auteur’; zonder daarbij ooit uit te werken wat hij daarmee bedoelde.

Zulk een steno, bedoeld om een tekst tot onderonsje te maken met de Amerikaanse lezers die meteen denken te begrijpen wat hij daarmee zegt, ergert mij dan. Natuurlijk, ik kan best tien redenen vinden die Vonnegut tot een links auteur maken in de ogen van iemand anders — met zijn Vietnam-protest als oorlogsveteraan, of met zijn gehamer dat mensen te individualistisch zijn geworden voor hun eigen bestwil. Alleen lijkt met nu juist dat Epstein zulke etiketten niet automatisch moet plakken; dat daar enige argumentatie, hoe beknopt ook, bij nodig is.

Ik lees Epstein nu eenmaal vooral om de observaties die ik bij niemand anders tegen kom; juist omdat hij zich meestal geen partij voelt, en ook geen partij wil kiezen.

In ‘A Literary Education’ — het titelstuk van het boek — kijkt hij bijvoorbeeld terug op dertig jaar lesgeven aan de University of Chicago; en daarmee op wat onderwijs nu eigenlijk betekent; hoe het ook misvormt; of selecteert op de verkeerde eigenschappen. Snelheid van geest wordt hem te vaak verward met intelligentie.

Joseph Epstein had al die tijd geen ‘tenure’ — de vaak zo begeerde vaste aanstelling die zijn salaris flink had kunnen verhogen. Alleen wilde Epstein nu juist geen ‘tenure’. Want die ook had betekent dat hij zijn onafhankelijkheid kwijt zou zijn geraakt, en zich had moeten bemoeien met alle kantoorpolitiek. En helemaal op een Letterenfaculteit kan er in de loop van drie decennia nogal wat modische kantoorpolitiek langskomen. Tot en met professoren aan toe die dogmatisch Marxistische denkbeelden wilden doorvoeren.

Dit essay alleen al maakte dit boek de moeite van het lezen waard. Net als dat de rest me nooit verveelde. Merkwaardig alleen dat ik voor het eerst zo veel bedenkingen had bij Joseph Epstein. Want eigenlijk verdienen bijna al zijn essaybundels het label Aanbevolen.

Joseph Epstein, A Literary Education
and Other Essays
537 pagina’s
Axios Press, 2014

[x]