Essays in Biography ~ Joseph Epstein

► door: A.IJ. van den Berg

Veertig essays van Joseph Epstein. In een nieuw boek. Dat betekent zeker veertig dagen leesgenot voor mij. Omdat hij zo makkelijk wegleest dat het verleidelijk blijft om door te gaan in het boek. En door te gaan. Daarom beperk ik me inmiddels bewust tot éen essay per dag.

Delicatessen smaken nu eenmaal beter als er matigheid betracht wordt.

En Essays in Biography doet wat de titel belooft. Het boek biedt veertig portretten. Van mannen vooral, en slechts een enkele vrouw. Voor een deel mannen ook nog die gauw eens van betekenis waren in het intellectuele leven in de VS tijdens het derde kwart van de twintigste eeuw.

Over hen is er dan een biografie verschenen, of er kwam van hen postuum een egodocument uit. En Epstein schreef daarbij een doorgaans lange recensie die meestal nauwelijks over zo’n boek gaat. Door zich allereerst te concentreren op de persoon.

Meest memorabel lijken daarbij in eerste instantie de oordelen. Want ik heb bijvoorbeeld zelden zo’n negatieve beoordeling van Saul Bellow’s karakter en werk gelezen als Epstein hier ditmaal geeft. De mannen waren nota bene Racquetball-maatjes in de jaren zestig. Maar daarna kwam de verwijdering.

Perhaps he wasn’t a novelist at all but a high-octane riffer, a philosophical schmoozer, an unsurpassed intectual kibbitzer, one of the great monologists of the age. But he was no storyteller. Which explains why one doesn’t have much taste for rereading him and why, there is no good reason to believe, future generations are likely to have even less taste for reading him in the first place. [176-177]

Punt is hierbij dat ik deze woorden niet met ongeloof lees, maar dat Epstein slechts iets verder gaat dan mijn eigen oordeel al reikte. En dat ik hem dus geloof.

Dat maakt Joseph Epstein vanzelfsprekend een heel intelligent beoordelaar. Waarmee het vervolgens pijnlijk wordt als hij in een bespreking van Just Enough Liebling moet constateren dat veel van dat werk inmiddels verouderd is.

Ik vond die bloemlezing uit het werk van Liebling een prachtverzameling.

Maar anders dan ik heeft hij A.J. Liebling nog in leven meegemaakt, en genoten van diens werk toen het in de New Yorker verscheen. Mijn oordeel vormde zich tijdens een eerste kennismaking. Epstein maakte de reis nog eens terug, en dan is het perspectief altijd anders.

Aan de oordelen valt toch al op dat Joseph Epstein weleens van opinie durft te veranderen. Wat me overigens niet meer dan normaal lijkt.

In een eerdere bundel schreef hij dus nog lovend over A.J. Liebling, nu aanmerkelijk bedachtzamer. Eerder was hij redelijk negatief over het oeuvre van Bernard Malamud — omdat diens laatste romans zo matig waren — inmiddels vindt hij de twee eerste romans en vooral de verhalen van een zeldzame en blijvende klasse.

Maar om de oordelen gaat het niet per se bij Epstein. Hoe prettig het misschien ook is om Susan Sontag ondergeschoffeld te zien worden. Haar talent was public relations, niet de literatuur. Want ze schreef alsof een slechte vertaler iets uit het Frans had overgezet.

The problem is that Sontag wasn’t sufficiently interested in real-life details, the lifeblood of fiction, but only in ideas, She also wrote and directed films, which were not well reviewed: I have not seen these myself, but there is time enough to do so, for I have long assumed that they are playing as a permanent double feature in the only movie theater in hell. [284]

Joseph Epstein is namelijk zo geweldig goed in staat om afgeronde portretten te schrijven. Waardoor het besproken boek — als het om een boekrecensie gaat — daarnaast zelfs misschien wel overbodig wordt.

Wat interesseren mij de New Yorkse intellectuelen nu, bijvoorbeeld, die alleen lokaal invloed hebben gehad. En waarvan de glans allang dof is?

Epstein portretteerde ze zo dat het even heel interessante mensen werden. Waarbij hij binnen kort bestek zowel weet aan te geven waarom het interessant is om hen te gaan lezen — wanneer ze schreven — als waarin hun werk of hun oordeelskracht uiteindelijk tekort schiet.

Is er ook nog zijn humor.

Bevat deze bundel bovendien een hele reeks onverwachte portretten. Tweemaal kijkt Epstein terug op pas gestorven vrienden. En de langste stukken in het boek, elk van zeker 12.000 woorden en biografiën op zich, gaan over de politicus Adlai Stevenson en de uitgever Henry Luce. Zelfs schreef hij een portret van de basketballer Michael Jordan; omdat die in Epstein’s woonplaats een lokale held was; en daarmee Chicago ineens tot sportstad maakte.

En zo’n onverwacht stuk maakt het dan weer dat opvalt hoe zeer ik Joseph Epstein vertrouw om zijn opinies en inzichten, terwijl hij nog altijd een vreemde is. Ook na al die boeken van hem gelezen.

Dus blijft hij verrassen. Al was veertig essays wel te veel voor éen boek. Er zijn evenwichtiger bundels van hem verschenen. Punt is dat Epstein nog beter wordt als er een persoonlijk belang speelt. De in memoriams over die twee vrienden van hem zijn voorbeelden in het genre. Zijn afrekening met Bellow toont een oprechte teleurstelling in iemand die hem ooit na stond.

Andere essays zijn weliswaar eminent geschreven journalistiek, maar missen ze dat sprankje eigenheid, is het resultaat minder.

Joseph Epstein, Essays in Biography
603 pagina’s
Axios Press, 2012

[x]