In a Cardboard Belt! ~ Joseph Epstein

► door: A.IJ. van den Berg

De Amerikaanse auteur Joseph Epstein is al heel lang een favoriete schrijver van mij — als het om zijn essays gaat tenminste. Zo had ik het merendeel van de stukken uit deze bundel al opgeslagen in mijn digitale archief de afgelopen tien jaar. En waar ik daardoor dan denk dat zo’n man in eigen land wel zeer bekend zal zijn, valt dit nogal tegen.

Wereldjeberoemd, zoals Abram de Swaan het noemt, dat is hij misschien wel. Of, zoals Epstein ook als titel van deze bundel gebruikte, als het op klassen van bekendheid aankomt, draagt hij niet meer dan de kartonnen band.

Overigens heeft het tijden geduurd voor ik de titel van deze bundel enigszins begreep. Die verwijst waarschijnlijk naar éen van die Engelstalige grappen waarin met de spelling en uitspraak van de taal wordt gespeeld — wat dan puns oplevert die voor non-native speakers erg vervelend zijn.

A cardboard belt would be a waist of paper.

Joseph Epstein’s werk vind ik om drie zaken goed. Allereerst is daar zijn afkeer van modes, en van al te holle metafysica. Zo gaf hij decennialang les op een universiteit, en stond hij toch telkens buiten zijn werkgroep vanwege zijn weigering met de volgende waan van de dag mee te waaien.

In deze bundel komt zijn afkeer over alle holle geleuter het best naar voren in de essays die verzameld staan onder het hoofdje ‘Attacks’. Daarin weegt Epstein een vijftal wel zeer beroemde critici, vindt hij weinig verdiensten in hun werk, en slaagt hij er vrij moeiteloos in deze mannen als poseurs te ontmaskeren.

Zo schrijft hij:

Almost all that is interesting in education is lost on George Steiner, owing to his relentless profundity. Always the deep-sea diver, he prefers to become entangled in the weeds found at the depths, while the treasures of common sense, floating high above on the water’s surface, inevitably elude him. [262]

En over Harold Bloom:

The mystery is that Bloom, for all his nearly perfect unreadability, today finds himself in that small but lucky elite of writers whose books sell without actually being read. [269]

Over Edmund Wilson:

One of the advantages artists have over critics is that they can be nearly complete damn fools and still produce interesting and important, even lasting, art. Critics are not permitted such large margins of stupidity. It matters that they get things right; their opinions, which is all they chiefly have, are crucial. Wisdom, in a critic, is never excess baggage. Edmund Wilson, it begins to be clear, travelled light. [292]

De tweede reden om Epstein te lezen is dus zijn wit — de oorzaak dan weer waarom ik ooit in hem geïnteresseerd raakte.

En de derde reden is éen waarvan ik pas nu zie dat die me intrigeert. Joseph Epstein heeft een voorkeur voor ‘writers’ writers’; hij schrijft vaak over auteurs aan wie het grote publiek succes voorbijging, en die toch betekenis hadden.

In deze bundel staan ook enkele sterk persoonlijke stukken. Zo werd hij zeventig — en wat is dat toch een raar ding voor een jongen om mee te maken. En ook nam hij afscheid van de universiteit, en van het blad The American Scholar waar hij decennia essays voor had geschreven. Geen van beide posities was zonder problemen, en Epstein is eerlijk genoeg zich daarover uit te spreken.

Where the accoutrements of culture count for most are the humanities departments, where truth, as the physical scientists understand it, simply isn’t part of the deal. “What do you guys in the English department do”, a scientist at Northwestern once asked me, quite in earnest, “just keep reading Shakespeare over and over, like Talmud?”

“Nothing that grand,” I found myself replying. [377]

Joseph Epstein, In A Cartboard Belt!
Essays Personal, Literary, and Savage

410 pagina’s
Houghton Mifflin Company, 2007

[x]