Levels of the Game ~ John McPhee

► door: A.IJ. van den Berg

Het werd tijd om weer eens een McPhee te lezen. En omdat de US Open tenniskampioenschappen begonnen waren, moest deze dan maar. Zelfs al zal Levels of the Game weinig te maken hebben met hoe de tennissport tegenwoordig bedreven wordt, met alle commercie eromheen, het boek heeft een kern die universeel blijft. Als de tegenstanders in een spel fysiek van een gelijk niveau zijn, begint de psychologie een rol te spelen.

McPhee beschrijft in dit boek éen wedstrijd — beginnend met de eerste opslag, en eindigend met het winnende punt. Die wedstrijd is de halve finale van de US Open in 1968 waarin de Nederlander Tom Okker niet uitkwam, maar er twee Amerikanen tegen elkaar speelden. Dat waren Arthur Ashe, en Clark Graebner. Beiden geboren in 1943. Beiden op dat moment amateursporters.

Ashe was luitenant in het Amerikaanse leger. Graebner werkte als vertegenwoordiger in papier.

Ik weet niet of John McPhee het hierom gedaan heeft, maar aan die halve finale tussen Graebner en Ashe kleeft nogal wat symboliek. Zeker was dat de wedstrijd een Amerikaanse finalist zou opleveren, voor de eerste US Open waaraan zowel professionals als amateurs meededen. En dan was er nog het gegeven dat Ashe met een houten racket speelde, en Graebner met staal. Of dat het jaar 1968 is, Martin Luther King net doodgeschoten was, en Ashe weleens anonieme telefoontjes kreeg van ouders die hem verweten al te leuk op de tennisbaan te huppelen, terwijl hun kinderen doodsgevaar liepen in Vietnam.

Arthur Ashe was zwart. Dus afkomstig uit een omgeving waar niet getennist werd. Omdat tennis een lelieblanke sport was. En nog altijd is.

Terwijl Graebner alles van zijn vader had geleerd; hoewel die hem hoogstens wat had willen bijbrengen waar hij zijn hele leven plezier van zou kunnen hebben.

Ashe was de stilist. Graebner de hardhitter; de man met de snelste opslag van het circuit.

Graebner baseerde zijn strijdplan op het gegeven dat Ashe vaak onmogelijke ballen maakte, maar de makkelijke punten liet liggen. Ashe vond dat Graebner een stijve, en blank Republikeinse vorm van tennis speelde.

Knap blijft hoe McPhee zijn vertelling telkens naar de tennisbaan brengt, waar die wedstrijd bezig is, en zich er ook weer van verwijderd, voor een groter perspectief. Voor sommigen is Levels of the Game alleen daardoor al het ultieme sportboek.

Ik vind het zeker goed, en knap. Maar wat dit boek toch ontbeert, is waar McPhee niets aan kon doen. De wedstrijd zelf eindigde al na vier sets, en was na de derde set niet spannend meer. De latere finale tussen de winnaar en Tom Okker nam wel vijf sets in beslag. En daarom fantaseer ik toch weer even wat de tegenstelling tussen deze twee spelers aan boek had opgeleverd.

John McPhee was vast een stuk bekender geweest in Nederland had hij die finale beschreven.

John McPhee, Levels of the Game
150 pagina’s
Farrar, Straus and Giroux 2000, oorspronkelijk 1969

[x]opgenomen in het dossier: