Crofter and the Laird ~ John McPhee

► door: A.IJ. van den Berg

Woorden waren ditmaal niet genoeg bij het herlezen van The Crofter and The Laird — John McPhee’s reportages over het eiland Colonsay ten westen van Schotland. Daar waar de clan McPhee zijn basis had ooit, tot de MacDonalds en de MacLeans er een einde aan kwamen maken. Ik had ook beelden nodig. En dan nog was er die lastige vertaalslag om de beeldinformatie online te vertalen naar kennis mij wel volkomen eigen.

Colonsay is in grootte misschien het best te vergelijken met Schier, alleen woont er slechts een fractie van het tal inwoners dat het Waddeneiland heeft. De heuvels zijn er een stuk hoger, en steniger. En er is de directe invloed van de Atlantische Oceaan nog, met zijn eeuwige wind.

Heel veel kon ik me daar alleen verder niet bij voorstellen. Maar zodra een verhaal over een eiland gaat, is enig benul over de schaalgrootte toch wel belangrijk. In gedachten is zo’n door de zee omringd stuk land al gauw zo veel kleiner dan het echt zal zijn.

McPhee kwam eind jaren zestig een tijdje op Colonsay wonen. Lang genoeg voor zijn dochters om er naar het lokale schooltje te moeten. En toevallig arriveerde hij er net op een moment dat er enkele tijdperken ten einde liepen. Het Verenigd Koninkrijk kon weleens lid gaan worden van de Europese Gemeenschap; en wat zou dat wel niet betekenen voor de landbouwsubsidies. Toerisme was nog een wat toevallige inkomstenbron. En het feodale tijdperk op het eiland, met alle vanzelfsprekendheden van dien, hield bijna op.

De laird, die heel het eiland in bezit had, verdomde het namelijk nog langer zes keer zo veel te moeten uitgeven aan Colonsay en zijn bewoners dan dit eigendom opleverde, aan huur of pacht.

Zijn vader had de eilanders ook veel te veel verwend. Zo verweet de laird de bewoners een gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef. Niet hij zou moeten opdraaien voor alles wat er kapot ging aan hun huizen. Nee, zij hoorden het benul te hebben dat houten kozijnen wegrotten als je die niet met regelmaat verft. Omdat het vervangen zo veel duurder is dan af en toe een nieuw beschermlaagje aanbrengen.

De laird komt pas voor in de tweede helft van het boek. Tot dan is The Crofter and the Laird vooral een portret van het eiland, en bovenal van McPhee’s opmerkelijke huisbaas daar, de crofter Donald McNeill, bijgenaamd Donald Gibbie.

Gibbie was bijvoorbeeld de enige die nog weleens viste. Op kreeft. De rest van het eiland lijkt zich met de rug naar zee te hebben gekeerd. Waarom zouden ze zich druk maken ook, met levensgevaarlijk werk. De pacht voor hun boerderijtjes, de crofts, bedroeg slechts een paar pond per jaar.

En ik geloof niet dat die duidelijke tournure in het boek me bij eerste lezing is opgevallen. John McPhee begint zijn reportageserie weliswaar bruut, met de moord op de laatste McPhee die nog clanhoofd was. Alleen schetst hij daarop toch ook een idylle over een eiland, met een rijke geschiedenis, en een boeiende geografie — ruim twee pagina’s van het boek bevatten enkel typerende toponiemen — en interessante bewoners.

Pas in de tweede helft van het boek wordt duidelijk wat er vervelend kan zijn aan het leven op een relatief klein eiland, waar eenieder iedereen kent, en roddel de gewoonte is. McPhee reed ooit per ongeluk een kip dood, en dat zou niemand hem die tijd daar helpen vergeten.

En daarmee leest The Crofter and the Laird toch ook als de ontwikkeling van een teleurstelling. Want waar er eerst nog grote nieuwsgierigheid was naar waar McPhee’s voorvaderen precies vandaan kwamen, is de impliciete boodschap van dit boek uiteindelijk dat de schrijver alle begrip heeft voor iedereen met enige ambitie om het eiland te verlaten.

Vroeg ik me bij deze herlezing wel af of McPhee bewust alle verwijzingen heeft weggelaten naar het verenigingsleven, dat er in Nederland binnen zo’n kleine gemeenschap zou zijn — waar iedereen dan lid is van minstens zes clubs of gezelschappen, en een bonte avond gewoon onderbroken wordt als de leden van de vrijwillige brandweer met hun toneelkleding nog aan snel ergens een brandje moeten gaan blussen. Alleen, misschien ontbeerde Colonsay zulks allemaal wel.

John McPhee, The Crofter and the Laird
153 pagina’s
Daunt Books 2017, oorspronkelijk 1969/1970

[x]opgenomen in het dossier: