Pigeon Feathers, and Other Stories ii ~ John Updike

► door: A.IJ. van den Berg

Elk oordeel over een boek is een momentopname. Zelfs al lukt het een slecht geschreven werkje nooit om over tien jaar wel een meesterstuk te zijn. Voor ik een boek tot favoriet benoem, is het dus minstens twee keer gelezen. En bleef het overeind bij de hernieuwde kennismaking.

Sommige favorieten las ik zelfs vaker dan twee keer. Daaronder is de bundel Pigeon Feathers, and Other Stories van John Updike; met verhalen die hij allemaal schijnbaar achteloos voor zijn dertigste schreef.

Deze keer vreesde ik alleen wel, vooraf aan het herlezen, dat ik een favoriet zou kunnen vernietigen.

Updike schreef vrijwel steeds verhalen over mensen die op dat moment zo ongeveer van zijn leeftijd waren, of net wat jonger. Pigeon Feathers, and Other Stories gaat daarmee over jonge mensen. Over tieners op de rand van volwassenheid. Over jonge ouders, die dan vaak al voor hun twintigste getrouwd waren, met nog heel kleine kinderen.

Bij andere auteurs merk ik inmiddels al gauw zulke jonge personages niet heel interessant meer te vinden. Daar is dan domweg nog te weinig aan leven overheen gegaan.

Bij Updike bleek de groeiende kloof in leeftijd opnieuw geen enkel probleem te zijn.

In de verhalen uit deze bundel wordt namelijk zo vaak even voortreffelijk een sfeer gevangen — waardoor het plot of de aanleiding van het verhaal er al zo veel minder toe doen. Voor mij tenminste. En bij sfeer kan de jonge leeftijd van de personages vervolgens juist wel van betekenis zijn; omdat zij zo hevig kunnen voelen; nog altijd niet afgestompt door ervaring.

Pigeon Feathers, and Other Stories bevat enkele klassiekers uit de geschiedenis van het kort verhaal, die telkens weer in bloemlezingen opduiken. ‘Should Wizard Hit Mommy?’, ‘Wife-Wooing’, ‘A&P’, en dus ook het verhaal dat het boek zijn naam gaf ‘Pigeon Feathers’.

Met dit titelverhaal heb ik overigens nooit iets gehad. Dat heeft een thematiek die blijkbaar universeel herkend wordt — gezien de positieve kritieken elders — en die mij nooit een tel heeft geraakt.

Jongen van dertien is aan te twijfelen over het geloof waarin hij wordt opgevoed, krijgt een buks op zijn verjaardag, en moet dan de grote schuur in om duiven te schieten. In de dode beestjes vindt hij vervolgens de oneindige schoonheid van God’s schepping terug.

Maar wie zonder religie wordt opgevoed, krijgt al evenmin de bijbehorende levensangst mee. En om de beschrijving van die levensangst gaat het in dit verhaal; als de kennis van de jongen rijpt, en hij vragen ziet, waarop zijn omgeving de juiste antwoorden niet biedt.

Mijn levensangst op die leeftijd ging absoluut niet over de vraag of ik uitverkoren zou zijn voor het eeuwige leven. Ik verveelde me op school, dat allereerst, en zag niets anders voor mij dan een leven vol van vergelijkbare eeuwig durende verplichtingen. Een eindeloze waadpartij door zuigende blubber. Met de dood als verlossing op het eind.

En dan gaat het me er niet om mijn autobiografie nu te vergelijken met die van de jongen uit het verhaal, of met die van de auteur John Updike. Iedere lezer gebruikt alleen wel zijn of haar persoonlijke ervaring om te kunnen beoordelen of een schrijver ergens oprecht in is of niet.

Het einde van ‘Pigeon Feathers’ voelt aan als vals; uit de lucht gegrepen, en verpest daarmee de rest van het verhaal. De schrijver was te vriendelijk voor zijn personage, door hem een makkelijke uitweg te bieden. Want een God die zo veel moeite had gedaan op het maken van duivenveren, terwijl duiven toch niets anders dan vliegende ratten zijn, zou echt geen punt maken van de vraag of de jongen uitverkoren is of niet.

Zo bedenkt de jongen zich. Plotseling opgelucht.

En ik geloof dan simpelweg niet dat dit voor zo’n twijfelende puber volstaat; zelfs al geeft de schrijver hiermee misschien commentaar over het hoofd zijn personage heen, dat alles troost kan bieden voor wie zoekt om steun.

Dus zal ik bij de volgende herlezing van dit boek, over negen à tien jaar, het titelverhaal weer overslaan. En mij in plaats daarvan laven aan alle beschrijvingen in het zo achteloos briljante proza waarover Updike al zo vroeg het meesterschap had.

Want om de sfeerbeschrijvingen gaat het, niet om de verhalen met een plot.

John Updike, Pigeon Feathers, and Other Stories
280 pagina’s
Alfred A Knopf 1998, oorspronkelijk 1962

[x]