Morgen heten we allemaal Ali ~ Gerrit Komrij

► door: A.IJ. van den Berg

Gerrit Komrij geeft weleens een lezing. En de tekst daarvan wordt dan apart uitgegeven, of komt samengevat in de krant te staan. En ik ben liefhebber van Komrij genoeg om dit allemaal te verzamelen.

Gerrit Komrij geeft ook weleens een bundel uit, met elders al eens geopenbaard werk. Zo’n verzamelbundel is dit boek. Dat vernoemd werd naar een regel uit de essaybundel Dit helse moeras. Daarin eindigde het essay ‘La ilaha illah allah’ al in 1983 met de woorden: ‘Op een ochtend zullen we wakker worden en allemaal Ali heten.’

Dit samen maakte het raar om deze bundel aan te schaffen. Die is namelijk meer een diepte-investering dan iets anders. Pas over tien, twaalf jaar zullen de details zijn opgelost van al de losse publicaties en lezingen die ik al kende. Dan eerst zal Morgen heten we allemaal Ali lezen als een nieuw boek.

Deze keer was er eigenlijk niet zo veel mee aan te vangen. Zelfs al zouden alle teksten volgens Komrij herzien zijn. De nog zo frisse kennis over de eerste kennismaking stond onbevangen lezen in de weg. Of het nu om de Ruigoord-lezing ging waarin Komrij zijn generatie verketterde, die Albert Verwey-lezing over poëzie, de Mosse-lezing over cliché-homo’s, of de SLAA-lezing over populisme. Was er ook die tekst over Wagner nog die ik al in een aparte uitgave had.

Wat bracht dit boek dan verder? Er is een hoofdstuk met Tweets, die Komrij publiceerde op zijn Twitter-account; waarbij ik me altijd heb afgevraagd of die wel allemaal van hem waren. Er werden wat stukken opgenomen die ‘naast het essay hadden gelegen’ — de auteur doet namelijk in éen stuk moeite om aan te tonen dat zo’n genre-aanduiding onzin is.

Als ik me kwaad maakte over iets, redelijk of onredelijk — als ik in een vervloekte bui van goedhartigheid het kruis op mijn rug nam en mijn lotgenoten iets probeerde uit te leggen, geduldig of ongeduldig — dan hoorde ik plotseling beweren dat ik een essay had geschreven. Ik was me van geen kwaad bewust. In een geprikkelde bui, maar geheel naar waarheid, riep ik een keer uit dat ik ‘nooit van mijn leven’ een essay had geschreven. [160-161]

Interessantste gedeelte van dit boek voor mij, was het enige dat ik wel onbevangen lezen kon — het laatste boekgedeelte, dat het kopje ‘Verdwenen regenwoud’ draagt. En dit gaat toevallig over lezen. Waarbij Komrij opmerkt dat boeken hem weliswaar veel hebben gegeven, maar dat door het lezen toch ook wel wat verloren is gegaan.

Je gaat beseffen dat het merendeel van de boeken helemaal niet de moeite waard is. [261]

Lezen doet zelfs nog meer. Ik heb er ook kennis over de boekhandel door opgedaan. En weet nu hoe weinig de schrijvers aan hun boeken verdienen, relatief gesproken. Dus kan ik het Komrij niet kwalijk nemen zo’n boek als dit te publiceren. Ook al omdat er gedienstig al dat losse werk in werd samen gebracht.

Er zijn alleen niet zo veel auteurs waar ik nog iets van verwacht. Als een boek van Komrij teleurstelt, is dat ook omdat mijn verwachtingen over hem altijd zo vreselijk hoog zijn.

Mijn eerste indruk over dit boek was toch dat ik gestraft werd het werk van de man zo te appreciëren.

Gerrit Komrij, Morgen heten we allemaal Ali
Vrolijke bespiegelingen over de tijdgeest

303 pagina’s
De Bezige Bij, 2010

[x]

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden