Met het bloed dat drukinkt heet ~ Gerrit Komrij

► door: A.IJ. van den Berg

Gerrit Komrij schreef een tijd de wekelijkse rubriek ‘Gouden woorden’ op de achterpagina van NRC-Handelsblad. En ik begreep nooit zo goed waarom hij zich daarin zo druk maakte over de veelal politieke waan van de dag. Mij was bekend wat hij in dit boek geschreven had.

als een politicus veel namen van schrijvers noemt maakt hij nog enige kans om voort te leven, als een schrijver veel namen van politici noemt maakt hij alle kans snel te verouderen.

[148]

Maar juist door Met het bloed dat drukinkt heet te herlezen, begrijp ik die latere columnreeks wat beter. Wie eenmaal het naïeve idee kwijt is dat er iets nuttigs gebeurt in Den Haag, ergert zich makkelijk aan de eeuwige aandacht in media en huiskamer voor alle gebeuzel daar. En als het al decennia geen effect heeft om die afkeer in algemene bewoordingen op te schrijven, dan helpt het tenminste iets om dan maar gewoon lol te maken over de onbenulligheden in de politiek.

Ik lees en herlees Komrij bij wijze van hartversterking; als tonicum aan het einde van de dag, genietend onderuit gezakt. Ik weet wat er komen gaat, en dat is me goed. Wel gaat mij er daarbij inmiddels veel minder dan vroeger om Komrij’s gelijk, het gaat me nu vooral om zijn bewoordingen.

Dit is een bundel met mengelwerk, daterend uit de late jaren tachtig, vroege jaren negentig. Variërend van essays die van mij ook columns mogen heten, tot een afdeling Opperlandia, een hoofdstukje aforismen zelfs, en een verzameling krantenknipsels.

Het meest boeide me Komrij’s beschouwingen over de geringe kwaliteit van wat er in Nederland voor literatuur door gaat. Hem las ik altijd al. Hij is dus absoluut mede verantwoordelijk voor het besef dat je als lezer mag wantrouwen wat schrijvers je voorzetten aan slecht gelukt werk.

En die relativering is zo zeldzaam in Nederland. In veel kringen is het nog altijd verboden om zelfs maar enigszins badinerend te zijn over wat er zoal verschijnt. Maar het zal vaste lezers van boeklog misschien duidelijk zijn; ik schrijf hier niet anders dan over mijn verwondering dat het me vaak zo slecht lukt te blijven geloven wat er in fictie staat.

Een zin, een metafoor, een gedachte behelsde vaak meer dan dat hele bouwwerk van verzonnen werelden die men als spiegel van de werkelijkheid aan de man wilde brengen en roman noemde. Eerst zoog men het uit de duim en daarna verkwanselde men het voor echt.

[260]

Gerrit Komrij, Met het bloed dat drukinkt heet
286 pagina’s
De Arbeiderspers, 1991

[x]

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden